1
liet worstelperk
der eer
Een verhaal van Raymond Cortois
4
Illustraties
H. GIESEN rK
on vlugge zenuwachtige handen, die steeds pillen schenen te draaien, bij duizenden,
eindeloos. Hij was een driftkop, maar dat. zijn er zooveel in het zuiden van Frankrijk.
Volgens de algemeene opvatting in Montpont maakte zijn liefde voor zijn varken,
('lotilde, zijn prikkelbaarheid ruimschoots goed.
Het gezelschap bereikte liet jachtgebied, en met ernstige, gretige gezichten vierden
de deelnemers de teugels van hun varkens, en spoorden zij die aan tot vervulling van
hun taak. Ingevolge het jacht.reglement werd de beste strook gronds aan monsieur
Bonticu en monsieur Pantan overgelaten, en elk der beide candidaten naar het kam
pioenschap werd gevolgd door 'n opgewonden menigte supporters. Er werd druk gewed,
liet duurde geen negen minuten, op den chronometer af, of Anastasie verstrakte en
bleef staan. Monsieur Bonticu liet zich
Een groep aanzienlijke burgers van Montpont
liep in waardigen optocht de Rue Victor
Hugo door. in de richting van het gereser
veerde jachtterrein. Ieder hunner voerde zijn beste
jaclitvarken aan een stevig touw mee.
Het was een pracht van een Zondag; stil. zonnig
weer, maar niet te warm; als een vijver in een
zomersch boseh. Alleen in de provincie Perigord be
leeft men zulke dagen. De lucht was vol vrede, en
het gemompel van stemmen klonk gewichtig, alsof
men op een belangrijke zending uittrok. En dat wfis
ook zoo. De mannen van Montpont gingen truffels
zoeken.
Géén Fransehe provincie is zoo rijk aan truffels
als Perigord. Op werkdagen werd er naar die sma
kelijke oridergroiïdsehe zwamsoort gezocht uit
winstbejag; het was een voordeelig karwei, waar
een heeie industrie aan vastzat. Want er moesten
duizenden Perigordsche pasteien worden gebakken,
en tallooze blikjes ganzen leverpastei moesten hun
pikante fijnheid krijgen door toevoeging van een
stukje truffel!
Maar 's Zondags werd het truffels zoeken een
sport, de voornaamste, de eenige sport der inwoners
van Montpont. Er was een gereserveerd terrein af
gebakend, met veel henken en eiken en kastanjes,
in welker schaduw de schuwe truffel het best ge
dijt: en op dat terrein was het truffels zoeken geen
arbeid, geen broodwerk, maar een sport en niets dan
een sport. Door de week gingen alleen vakmensehen
op de truffeljacht; 's Zondags, na kerktijd, ging heel
Perigord aan 't zoeken. Zelfs de onderprefect hield
tot dit doel een stal met beroemde varkens. Want
het varken is bij liet truffels zoeken even onmisbaar
als de valk bij de -valkenjacht.
Een varken kan er, met geduld en beleid, op afge
richt worden, met zijn gevoeligen snuit de onder -
aarsche truffel te ruiken, en bij haar schuilplaats
te blijven staan, zoo roerloos als de beste bronzen
hond op het grasveld van een parvenu, tot zijn fiere
eigenaar de kostelijke vondst heeft opgedolven. Een
welafgcricht „staand varken", met een betrouw
baren staat van dienst, brengt grof geld op in den
handel te Montpont.
Aan het hoofd van den stoet liep, dien heerlijken
Zondag, een tweetal mannen, monsieur Bonticu en
monsieur Pantan. Zij stapten zoo rustig maar vast
beraden, als liet zakenlieden past. Zij spraken tegen
elkaar met groote hoffelijkheid, want dezen eenen
dag van-de week waren zij concurrenten. De rest van
de week waren zij boezem vrienden. Het was nu de
laatste dag van het herfstelijk jachtseizoen, en zij
dongen beiden, met een puntental van ongeveer
tweehonderd truffels elk. naar het kampioenschap
van Montpont een glorie, waarbij vergeleken de
Grand Prix hij een wedren maar een peulschilletje
is, in de oogen van heel Perigord. Heden zou blijken,
of de lauweren moesten rusten op het ronde rose
voorhoofd van monsieur Bonticu of op liet ovale
bruingele voorhoofd van monsieur Pantan.
Monsieur Bonticu was de voornaamste aanspreker
van Montpont, en zijn deftig voorkomen voldeed
aan de hooge eischen van zijn beroep. Hij was een
forsehe man van omtrent veertig, en in zijn sportpak
van geelgroen laken zag hij er, op een afstand, uit
als een kolossale augurk. Zijn uitgebreide roode ge
zicht bezat vele kinnen, en zijn oogen stonden in
diepe kuilen. Het waren kleine oogjes, slini en een
beetje wantrouwig. Hij was zeer gezien in Mont
pont, Zelfs al ware zijn hart. niet zoo groot geweest,
als het ongetwijfeld was, dan nog zouden zijn talent
als truffeljager en zijn groote liefde voor die kunst
volgens hem wds het een kunst hein de genegen
heid hebben gewonnen van iederen rechtgeaarde»
Mont.pont.ees. Hij was vrijgezel, en zei dikwijls, als
hij in café de, l'IInivers zijn ouden An jou dronk,: ..Ik
trouwen1! Bonticu trouwen? 't Is om je krom te
lachen! Ik heb mijn huisje, en een goede keukenmeid,
en' mijn Anastasie. Wat kan een menseh meer ver
langen? In ieder geval géén Eva in zijn paradijsje.
Trouwen. ik? En een verzameling schreeuwende
kleuters om me heen krijgen? Ik moet er niet aan
denken
Anastasie was zijn varken, ongeloofelijk bekwaam
in het opsporen van truffels, en dus zijn kostbaarste
schat. Hij zei eens, bij een truffelzoekersdiner: „Ik
heb maar twee hartstochten, vriendentruffels zoe
ken en de vrouw vluchten."
Monsieur Pantan had die uitspraak van harte
toegejuicht. Ook hij was vrijgezel. Hij verdiende goed
geld, want hij was veearts en apotheker tegelijk;
en bovendien had hij een hoek geschreven; „De
wetenschap der truffeljacht." Voor hem was het
truffels zoeken namelijk een wetenschap, en onder
de wetenschappen de eerste. Hij was een beweeglijk
manneke mei vinnige oogjes en een steil snorretje
neerzinken op zijn dikke knieën, trok zijn
schopje en groef als een das. Binnen de
minuut bracht hij een juweel van een truf
fel aan 't licht, zoo groot aks oen kleine
aardappel, zwartachtig grijs dat zijnde
beste en met wratten bezaaid. Hij
toonde zijn vondst, met een triomfantelijk
gebaar aan den scheidsrechter en borg
haar in zijn tasch. Hij beloonde Anastasie
"""N, /fi met een stukje kaas en stuurde haar op
nieuwe veroveringen uit. Maar een paar
seconden later voerde monsieur Pantan een
liokkespi'ongetje uit, en richtten Zich aller
oogon op Oiotilde, die stokstijf stond en
roerloos; alleen het einde van haar snoet
trilde zachtjes. Monsieur Pantan groef
koortsachtig en verhief weldra met oen
zwaai een flink uit de kluiten gewassen
truffel. Zoo werd de stand dus één-één.
Op een gegeven moment was monsieur
Bonticu, door een opeenvolging van ge
lukjes, zijn mededinger drie stuks voor,
maar Oiotilde leverde een prachtig stukje
werk onder een kastanjeboom; zij onthulde een nest
van vier truffels en heesoh daardoor den wimpel
van Pantan ten top.
De zon daalde; de tijd was bijna om. De andere
zoekers hadden de jacht, reeds lang gestaakt en drom
den samen rondom de twee voornaamste mede
dingers, die, bleek maar nauwgezet, met. al hun
talent en vaardigheid voortzoohten. Bijna liet heele
terrein was afgewerkt. Maar er was nog één veelbe
lovende plek over: de schaduw van een groeten eik;
en floor een gemeenschappelijke aandrift bewogen
richtten de dikke Bonticu en de tengere Pantan er
tezamen hun varkens heen. Zij hadden nog slechts
een schraal minuutje tijd. Het publiek hield zijn
adem in. Toen schudde en ruischtc het gebladerte
door een machtigen kreet. Als twee volkomen gelijk
afgestelde machines waren Anastasie en ('lotilde
blijven staan. Zij duidden strak paar één en dezelfde
plek.
Monsieur Pantan, levendiger dan zijn concurrent,
lag al op zijn knieën en wou met zijn schopje aan 't
werk gaan. Maar een groote hand werd op zijn
schouder gelegd, zacht en beleefd, en de zijige stem
van monsieur Bonticu sprak: „Als monsieur mij
de opmerking permitteert mag ik hem er op
attent maken, dat 't mijn plekje is hier?"
Met zijn schopje half omhoog maakte monsieur
Pantan een buiging, zoo goed als een knielend menseh
dat kan doen. Koeltjes zei hij
„Misschien wil monsieur mij toestaan, op te graven,
wat zonder den minsten twijfel door mijn ('lotilde
ontdekt is. en misschien mag ik zoo vrij zijn, monsieur
te verzoeken, een ietsje opzij te gaan, want zijn scha
duw is niet bepaald een streepje."
Monsieur Bonticu beefde, maar bleef zichzelf
meester.
„Met alle respect," kwam het van onder uit zijn
borst, „moge ik monsieur er op wijzen, dat hij zich.
als ik 't woord gebruiken mag, vergist, En ik ken de
sportieve kwaliteiten van monsieur wel zoo goed, dat
ik hem durf te vragen, achteruit té gaan om mij Ie
laten nemen, wat me rechtens toekomt."
Het gelaat van monsieur Pantan was een ver
schrikking om aan te zien, maar zijn stem was
ijzig beleefd.
„Het. spijt me zeer," zei hij, „dat ik de aanspraken
van monsieur Bonticu moet tegenspreken. Ik beroep
me op zijn sportiviteit en zijn eer. als ik er op