Bij een Limburgsch Burgemeester
Het één-doeks-museum
10
Wij, in Limburg, leven wel op Neerlands
hoogland; we hebben wel onze bergbeken,
zelfs ingezetenen naar mensclienras genomen
tot het alpine-type behoorend, doch we raakten
niettemin opgescheept met waterschappen. Onder
andere van wege de heekvervuiling, waar we ten
slotte buikverveling van kregen. Deze behoort nu
wel tot het verleden. doch men ziet en ruikt ze
af en toe nog wel. De
problemen der afwatering
brengen ons soms samen
en dan wordt natuurlijk
over van alles en nog wat
Collega Vogelpoel, van Geitenrij, heeft het gere
geld over den vijfduizendsten inwoner die in zicht
raaktSchaffels, van Everenherg, zeurt er over, dat
het E.T.I.L. hem nog geen nette industrie (liefst
diamantslijperij) aan de hand doet, en Op de Plank,
Van Ommerloop, wil een mijn, een kanaal, een haven,
een sanatorium en nog zoo wat. Bertgens, van Waren-
dorp, zegt nooit veel, doch als die zijn mond opendoet,
luisteren we echt, want dan is er bij hem wat aan
de hand.
Collega Bertgens opende den mond na de jongste
samenkomst van ingelanden in Hotel de Distelvink
en sprak:
„Noe heet Warendorp aueh e museum!"
Consternatie. Zijn gemeente, bestaande uit twee-
en-'n-half kerkdorp, 3800 ingezetenen, statistisch
behoorend tot de laagstaangeslagenen van ons land,
is niet bepaald de plaats waar je een museum ver
wacht.
„Je bedoelt een oudkamer, een afgestoft rommel-
zoldertje-gelijkvloers, samengebracht door een heem
kennis-maniak?" informeerde een afgunstig collega.
„Een museum van oude kunst, lees maar!" Hij
legde ons een nummer van de „Maasgalin" voor.
Daarin stond geadverteerd: „Museum van oude
kunst. Werk van Gerard Dou, Hubert Goltzius,
Melchior d'Hondeeoeter, enz. Gratis te bezichtigen."
„Had je me dat op straat laten lezen, dan kon ik
eerbiedig mijn hoed afnemen."
„Natuurlijk een particulier museum.
Het curieuze is wel, dat men de
stichting een wraakneming zou kunnen
noemen."
Nu moest Bertgens vertellen.
„Dat zit zoo. Bij mij in de gemeente
woont een land- en tuinhouwleeraar,
die zich altijd erg met oude kunst
inliet. Op goed geluk had hij zoowat
verzameld; het ontbrak hem tot voor
een jaar of drie evenwel aan geld om
zich echt daaraan te buiten te gaan.
Maar op een gegeven moment komen,
kort achter elkaar, twee ongetrouwde,
schatrijke tantes, die in Roermond
woonden en die daar tot de hoogere
standen.
„A|deeling D, groep 34, sectie 12..
interrumpeerde iemand hoonend.
.echt tot de echte hoogere stan
den behoorden, te sterven. Hij was uni
verseel erfgenaam en betaalde alleen aan
successierechten ruim een ton. Hij raakte
dus dik in de centen en hield bovendien
zijn betrekking aanomdat hij graag
buitenshuis is. Hij kocht zijn vrouw
't was in het puntenlooze tijdperk
een dozijn paar fijnste zijden kousen,
'twee mantelpakjes, zes jumpers, een
bontjas van duizend gulden, ik weet
niet hoeveel hoeden en taschjes, en trok
toen zooveel mogelijk er op uit, naar de
kunsthandels van Holland en België.
Die hebben 'm zien komen, ten minste
gedurende de eerste maanden. Maar 't
is een intelligente vent, die studie van
z'n liefhebberij maakte, allerlei boeken
en plaatwerken over oude kunst door
werkte en ten slotte ook wel wat er: van
wist. Toen die op zekeren dag ook nog 'n
werk van een meneer Eudel, 'n Fransch
deskundige, verslonden had, was hij
zelfs geharnast in het wantrouwen, dat
tot de echte geleerdheid behoort.
Hij kocht niet meer zoo voel en zoo
vlug en verlangde liefst een „stamboom" van zijn
nieuw bezit. Ook probeerde hij zelf rechtstreeks
wat op den kop te tikken, op zolders van kasteel
of kerk. Dat gaf nog wat sensatie. Op 'n keer haalde
die uit oen slaapkamer van een ouwe heeren-
boerderij een ingelijst, beschimmeld, vuil en zwart
doek te voorschijn, dat een schilderij kon wezen. Hij
maakte het met gepasten eerbied en liefdevolle voor
zichtigheid schoon, en in
derdaad, er stond iets op:
een hoeve met wat vee, een
paar hoornen en een boeren-
meid.
Hollandsche school, con
stateerde de gelukkige vinder. Maar van wat voor
meester? De zeventiende eeuw heeft er wel duizend
opgeleverd. Het stuk bleek niet gesigneerd. Drie
weken lang snuffelde onze leeraar land- en tuin
bouw in zijn plaatwerken en giste dan, dat het
een Jacob Ruvsdael kon wezen. Maar hij wou toch
zekerheid hebben.
Dus liet hij een krat timmeren, zette het stuk in
een auto en reed uit op wat men wel noemt „exper
tise", ofwel vaststelling door deskundigen. Dat kost
natuurlijk wat geld, want, die geleerde lui kunnen
hun kennis ook niet voor Jan-en-alleman gratis ter
beschikking stellen. Hij hoeft me de namen genoemd
van de hooge heeren, waarbij hij terecht is gekomen
die zijn me ontschoten, evenals hun functies, ik
fantaseer dus maar wat namen.
Eerste consultbij prof. Diepenoog. Deze monstert
het doek, op afstand, nabij, met en zonder loupe,
slaat platenmappen op en komt tot de slotsom:
Aelbert Cuyp. Kosten f 25.-
Tweede consultbij prof. Keurdersblik. Deze gaat
gezellig op 'n stoel er voor zitten, met de armen over
de leuning daarvan. Hij neuriet vergenoegd „Lieve
schipper vaar mjj over", staart eens in de lucht en
zegt: ,,'n Vroege Dou." Tarief bekend.
Verschil van meening blijft mogelijk, ook onder
vaklui. Mijn ingezetene wil nog wel eens een derde
hooren. Hij belandt bij Karei de Breede, directeur
van het Breughel-instituut of zooiets. Deze legt het
gewrocht op een tafel en bestraalt het met hoogtezon-
larap. Dan gaat hij op de l>oerenmeid haar kop kijken
met een vergrootglas en hij inspecteert het loof.
„Vast en zeker een Van Geldergireert het wel."
Nu werd mijn kunstminnaar wantrouwig. Hij had
drie certificaten op zak en alle drie luidden ze anders
Nummer vier was ook nog te wagen. En laat
ik er bij voegen, dat mijn karotenspecialist een Peel-
liaas is, dus 'n beetje koppig en wraakbelust;
hem schemerde al iets voor den geest.
Vierde consult: Dirk Spijkerdril, hoofdredacteur
van het tijdschrift „Rubens", hekend publicist
omtrent de school Van Dijk. „Een Ostade, niets
minder". Hij kon wel wisselen.
Vijfde consult: prof. Welbezonnen. Hij moet het
doek achterlaten en 's anderdaags terugkomen. Hij
vindt dan op den achterkant der foto „ondergetee-
kende verklaart hierbij, dat dit schilderij aan
Ferdinand Bol mag toegeschreven worden...."
Rekening volgt.
Zesde consult: Adjunct-directeur Sepiaan van het
Moro-museum. Een ernstig geleerde, die met som
beren blik de boerderij taxeert. „Hubert Goltzius",
zucht hij met grafstem. De opmerking, dat het een
Ruysdael kon wezen, wordt met een superieur hand
gebaar weggeworpen. Ja, u kunt hier betalen.
Mijn landbouw-theoreticus toonde zich toen een
beetje schoolfrik, aanhanger van het tientallig
stelsel. Hij bezocht deskundige zeven, acht en negen
en kreeg getuigschriften voor een d'Hondeeoeter,
een Dirk Hals en een Vermeer. Nummer tien gaf
hem op schrift, dat het van oen tot heden onbekend
meester moest wezen.
Ik voelde mijn oogen flikkeren, heeft mijn kunst
minnaar toevertrouwd. Ofschoon wraakzucht in zijn
hart opkookte als ouderwetsclie vollemelk, kreeg hij
toch plezier in het geval. In een Amsterdamsche
kunstenaarskroeg liet hij het stuk zien aan Lou
Kleks, die altijd dronken is en die bezwoer, dat dit
doek géén maker had. Het moet zichzelf geschilderd
hebben. Voor een tientje gaf hij daaromtrent een
certificaat en viel 's avonds van zattig-
heid in een kist met druiven.
Ook de kunsthandelaars moesten er
aan gelooven. Die spraken allemaal van
„de school van die of die"; de certifi
caten negeerden zezij wisten het
beter. Ze boden: honderddertig gul
den. onbeteekenend werkje..Drie
honderd pop, hoogstens. klein, on
bekend meestertje.Een Mieris?.
Meneer.... een slechte Pieneman.niets
waard, maar als 't ding u hindert, mag
u 't voor twintig gulden hier laten.
Een ander zag er inderdaad een Mieris
in en bood tweeduizend gulden.
Het schilderij was echter niet te
koop. Eerst moest er wraak genomen
worden.
Nu heeft Warendorp zijn museum van
oude kunst, maar een heel origineel.
Onze Peelhaas heeft op bijzondere ma
nier zich weten te wreken. Het werd
namelijk 'n één-doeks-museum, zooals je
één-pans-maaltijden en één-mans-trams
hebt!
Ons Hollandsche landschap hangt in
een vitrine, is dus voor iedereen kosteloos
te bezichtigen. Rondom dit doek zijn
opgespeld de certificaten der professoren
en andere kunstkenners. Ieder kan in
het stuk zien wat hij wil; het is ge
waarborgd werk van: Cuyp, Dou, Van
Gelder, Ostade, Bol, Hubert Goltzius,
d'Hondeeoeter, Dirk Hals, Vermeer,
van een onbekend meester, mogelijk
van Mieris eii ook de verklaring, dat het
doek zichzelf schilderde, hangt erbij."
„Collega Bertgens, prosit, hulde aan
Warendorp, zoo'n museum is uniek.
Daar mogen we er toch wel eentje op
drinkenTe boeken op onvoorzien,
of verhooging post „representatie" op
de begroeting."
't Wordt st'Uier lange de Geul
(Foto Panorama-De Jóng)