en gezellig ingericht. Als
men, uit Nunspeet komend,
door de doodstille bos-
schen en heidevelden heeft
gedwaald, bereikt men
„De Scheepsbel", gelegen
aan een stillen, breeden
zandweg. Men gaat de deur
binnen en stapt pardoes
midden in de kamer. Aan
weerskanten staan houten
banken, eenvoudig maar
geriefelijk ingericht, daar
wordt gebabbeld en ge
geten. Een piano, een
open haard, wat muziek
instrumenten en een be
hoorlijke voorraad lectuur
verhoogen de gezelligheid.
Uit het groote vertrek
gaan twee houten trappen
omhoog naar de slaap
gelegenheden. Geen koude
slaapzalen, want een af
scheiding tusschen 't groote
woonvertrek beneden en
de aan weerszijden inge
richte slaapvertrekken op
de bovenverdieping is er
niet. Deze slaapgelegen-
hedenzijnalsgalerijen; men
kijkt zóó over de houten
randen naar beneden. In
er zijn er twee, aan iederen Wie weet er nog een aardig kampliedje De bel wordt geluid.
kant een is er geen
plaats genoeg voor iedereen. Daarom wordt beneden, nuten verder weg gelegen loods. Een even groot
tegen den tijd van het naar bed gaan, ook nog aantal jongens zou een week later de meisjes komen
slaapplaats gemaakt door de houten tafels op te aflossen.
klappen en voor die opgeklapte tafels worden De ouders in de groote stad klagen wel eens, als ze
stroozakken gelegd. naar sombere regenluchten kijken: och, die arme
Die stroozakken zijn te huur, evenals de dekens en kinderen van ons buiten, wat zullen ze het daar saai
de lakens. De kosten zijn zeer miniem. Het eten is er en nat hebben,
puik, mits iedereen zijn bonnen meeneemt. Men krijgt Niets van waar!
er waar voor zijn geld. Daarvan getuigen de afscheids- Natuurlijk is een beetje zon te prefereeren. Doch
woorden van tientallen kampeerders in liet gasten- men denke niet, dat de gezelligheid van het buiten-
boek. Naam en herinnering van „De Scheepsbel" leven lijdt onder water en wind. Mogelijk is dat het
zijn in veler harten stevig verankerd. geval in een pension, waar ieder zijn eigen vermaak
W ie er in „De Scheepsbel" komen? moet zoeken. Maar dat is niet zoo in „De Scheepsbel".
De jongens en de meisjes kampeeren er afzonder- De jeugd zit er midden in een werkelijk nog ongerepte
lijk. Toon wij er waren, zaten in „De Scheepsbel" natuur en tusschen de buien door slippen ze er uit,
ongeveer een kleine veertig meisjes, ten deele afge- hetzij te voet, hetzij op de fiets, 's Avonds, tegen
studeerd van de middelbare en Mulo-schölen, voor etenstijd, vinden ze elkaar weer en dan behoeven
een deel op weg naar de universiteit. De jongens de bekwame kampleiders werkelijk niet hun best te
vinden hun weg om te slapen naar een tien mi- doen om te zorgen, dat de stemming er in komt. Die
Eerst een gezellig
avondpraat je bij dm
haard en dan omhoog
naar de slaapplaat
sen.
(Foto's Associated
Correspondents)
zit er den heelen
dag in. Van zonsop
gang tot ondergang,
van de réveille tot
aan het haardvuur,
hebben ze een ge
zond pleizier.
Een week zijn al
die meisjes op „De
Scheepsbel" geweest,
uit verschillende oor
den van ons land.
Een week is niet
lang. Maar over „De
Scheepsbel" zullen
ze het heele jaar nog
druk nababbelen en
navertellen.
Dat staat vast.