±13*. X
Een schilderij naar een motief aan de Kalevala ontleend: Kulleron
trekt op ten strijde.
Daarom moet men het lan<l van „toovenaare en
magiërs" zelf gaan opzoeken, wil men de Kareliërs
en hun Kalevala leeren kennen. Want daar heerscht
nog precies dezelfde sfeer als de oude dichtere in het
beroemde epos hebben bezongen. Daar in Kareüë
kon men tot voor kort de laatste weoklaagzangores
(in 't Finscliitkuvirsienlaulajatar) Maria Ryyminen.
bijgenaamd Mishukka, in het plaatsje Alattu hooren.
nog boeren op de echte, ouderwetsche kantele
hooren spelen en 's avonds bij hen zitten praten
over alles wat een Karelisehen lroer interesseert.
En nu wederom het krijgsrumoer aan de Finsche
grenzen hun vreedzaam leven heeft verstoord, denkt
men aan die stille avonden in de bossc.hen, dat ze
daar zaten te redeneeren, te lachen en. te
zingen. Dan moet men ook denken aan dat. een
voudige lied, dat in de lyrische verzameling, de
Kanteletar genaamd, voorkomt: Soitt.o on suruista
tchty, de snaren (van de kantele) zijn uit verdriet
gemaakt. De zanger ontkent daarin de oude over
levering, dat de kantele door Vainamöinen uit de
tanden van een grooten snoek is gemaakt.. Dat is een
leugen, zegt hij, want. uit smart en lijden, uit tegen
slag en harde tijden, kwellingen en rampen zijn de
snaren van de kantele en het instrument zelf ge
maakt.. Daarom komt er geen vroolijk geluid uit
mijn kantele, zingt, hij verder.
Een groot aantal van deze lyrische liederen zingt
uitsluitend van verwoeste haardsteden, geliefden,
die onder 's vijands handen zijn gevallen, en den
eenigen troost, dien zij in het zingen vinden. En het
is steeds weer de vijand uit het oosten, waartegen ze
den ongelijken strijd moeten volhouden. Niet, alleen
bij deze Kareliselie boerenbevolking, maar bijna
onder alle groepen kan men steeds hooren spreken
over Venalaiset (het Finsche woord voor Russen)
of ook wel Russat, doch zelden over Bolsheviikit
(Bolsjewisten). Voor hen is de Rus de eeuwenoude
vijand, of die lien nu als groothertogdom wil inlijven
of als Sovjetrepubliek. Het blijft dezelfde wolf in
andere kleereu.
In vele gedichten en verhalen treedt, deze nooit
aflatende vijand op. Typeerend is een oud gedicht
uit de Kanteletar, dat Pakeneva, Op de vlucht, heet.
Daarin beschrijft de dichter hoe hij zich uit de
handen van den vijand weet te redden. De eerste
elf regels van het meer dan honderd regels be
vattende gedicht luiden:
De vijand niet
spleetoogen,
met veters van teen-
wilg, inct schoeisel
uit touw (hennep),
trok plunderend
liet land door,
vernietigde Hame,
sloeg mijn vader,
sloeg mijn moeder,
sloeg vijf broers
van mij,
zes dochters van
mijn meter,
zeven kinderen van
mijn oom,
wilde slaan ook mij.
Ik ging boven op
het huis zitten,
mijn huis vatte
vuur.
Dan wil hij be
schutting zoeken in
de andere huisjes
en schuren, maar
de vijand is hem al
voor geweest. Niets
staat er meer over
eind. Zelfs het
dennenboschje bij
de hoeve is afge
brand
liet. is moeilijk
te zeggen, wanneer
zoo'n gedicht is ont
staan. Doch het
is zeker al eeuwen
oud. Hieruit blijkt,
dat het steeds
dezelfde Tartaar,
dezelfde Slavische
horde is geweest,
die liet land af
brandde en ver
woestte, Dit ras schijnt een tem
perament te hebben, dat den
Finnen volkomen vreemd is. Nu
zien we weer hetzelfde gebeuren.
Nog nooit zijn de Finnen zelf in
den aanval geweest op hun over-
maclitigen huurman. De verhouding
tot Rusland is voor hen geheel
andere dan voor vele andere landen.
Velen zien in den tegenwoordigen
tijd in de Russen bolsjewieken,
maar de Finnen zien in hen de
zelfde Tartaren, die reeds eeuwen
geleden hun huizen verbrandden,
hun hofsteden verwoestten en
Finsch badhuis, „sauna,", aan den oever van een meer.
Jong Finsch meisje in nationaal costuum.
hun vrouwen en kinderen gevankelijk wegvoerden.
Ge hoeft er de oude liederen maar op na te slaan
en ge vindt verhaald wat onlangs gebeurde en wat
zich nu weer herhaalt. De methodes zijn wellicht
iets technischer geworden, maar de drang tot
vernietigen, die er achter zit, is dezelfde gebleven.
Door al deze oude gedichten loopt als een fijne
draad een zacht klagend gevoel van treurnis, van
smart en lijden heen. Het is steeds weer het verdriet
om het verlies van vader of moeder (maar vooral
van moeder), dat uit deze eenvoudige liederen tot
ons spreekt. Het. verdriet nu niets meer op aarde
over te hebben, geen verwanten, geen huis, geen
brood, geen drank. Want de vijand is plunderend
door het land gegaan en heeft niets voor den be
rooiden boer overgelaten dan kou en verlatenheid,
honger en dorst en eindelijk: den dood.
Wanneer ge deze boerenlyriek leest, gaat ge iets
begrijpen van de stille kracht, die er in deze menschen
leeft. Dan wordt u de droevige toon duidelijk,
waarop ze hun liederen
's a vonds gezamenlijk op de
boerderijen zingen. Dan
luistert ge met een ander
oor naar Jean Sibelius'
Karelisehe wijzen, naar zijn
symphonieën en koorwer
ken. Dan begrijpt ge, dat
er in dit mannelijke volk
een groote poëtische kracht
leeft en dat. ze toch liever
zingen dan vechten.
Want Vainamöinen gaf
hun het voorbeeldhij
bestreed zijn vijanden met
het woord en trok slechts
in het uiterste geval het
zwaardter zelfverdediging.
De moderne stadsbibliotheek
te Yiipuri (Viborg).
(Foto's Snomen-Matkat)