DE KLEEDIJ VRN
HET NOORDEN
NEDERLANDSCHE
j VOLKSDRACHTEN j
De groei
van het
oorijzer te zien op Friesehen grond, ook
Gehaakte mul», die in Friesland bij 't dage-
lijksch werk de oorijzerdraehl vervangt.
Zoo gouw er sprake is van de Friesche drachten, zijn
zelfs menschen, die gewoonlijk erg weinig belangstelling
toonen voor dit onderdeel van onze vaderlandsche
schoonheid, geneigd met overtuiging den lof mee te
zingen. Voor zoo'n rotsvaste reputatie moet natuurlijk
een goede grond aan te wijzen
zijn en dat is dan ook niet moei
lijk, al zullen we een eindje moe
ten teruggaan in de geschiedenis.
Hoofd- en halssieraden, die te pas
komen bij de Drentsehe dracht.
liij officieele gebeurtenissen komen de Friezinnen nog gaarne voor
den dag in de aloude dracht. Jammer dat dit aardige ornaat al
historie is geworden.
kappetooi opgebouwd over een dergelijk oorijzer. Zoo gauw zijn
we geneigd een gangbaar woord maar te slikken zonder ons
rekenschap te geven van de letterlijke beteekenis, dat we dc
betiteling „ijzer" voor een ding, dat nooit van dat onedele, maar
buitengewoon nuttige metaal gemaakt werd, doodgewoon zijn
gaan vinden. Of moeten we zeggen: nooit meer van ijzer ge
maakt wordt? Die naam is natuurlijk ontstaan in een tijd, dat
het nog wel zoo was. Maar hoe lang is dat dan wel geleden?
Daaromtrent zijn de meest uiteenloopende meeningen ge
opperd. Dat oorijzer zou dan volgens sommigen terug te
voeren zijn op den haarband van de Germanen. Hoe aan
trekkelijk dat denkbeeld op onze verbeelding werkt, toch
zullen we liet ter wille van de waarheid moeten prijsgeven.
Voor 1500 is er voor zoover we kunnen nagaan
geen sprake van een oorijzer in onze beteekenis.
Pas met de lastig kleine mutsjes, zooals die
voorkomen op schilderijen van De Hoogh, van
Metsu en Terborch bijv., komen de eerste aan
duidingen van een dergelijk onderdeel voor. Er
is alle aanleiding om te veronderstellen, dat het
oorijzer eigenlijk uit een heel eenvoudige prac-
tische noodzaak ontstaan zou zijn. Die nogal
kleine, maar buitengewoon flatteuze hoofd
dekseltjes sloten n.l. niet óm het hoofd, daar
waren ze te klein voor, maar zaten er eigenlijk
tegen aan. Om aan die minuscule mutsjes een
soort houvast te geven op den schedel, werd er
een stevige metaaldraad in vastgehecht, die een
beetje klem op het hoofd paste en zoo het geval
bevestigde. Met dien metaaldraad was het
m 'm 1 is er gelukkig nog een heeleboel
lieden ten dage, de tijd waarin
Friesland in zulke breede lagen de be
wondering gaande maakte met wat er aan opvallend mooie drachten
gedragen werd, is eigenlijk al lang voorbij. Maar het is dikwijls zoo: er
gaat veel tijd mee heen voor een zekere reputatie opgebouwd is,
maar is die dan ook eenmaal gevestigd, dan duurt het heel lang
voor de openbare meening er zich weer van afkeert.
In de achttiende eeuw heeft Friesland wijd en zijd de aandacht ge
trokken door allerlei merkwaardigs en moois, dat er in dat noorde
lijke deel des lands op draehtengebied te bewonderen viel. Niet alleen
door het opvallende en bizarre, maar vooral door de kostbaarheid
en den goeden smaak die er bij tentoongespreid werd. genoten dit*
costuums een vermaardheid, welke zich tot in onze
dagen gehandhaafd heeft.
Voornaamheid spreekt uit de fijne,
streng geplooide muts, die, der
traditie getrouw, nog steeds een
„floddermuts" genoemd wordt,
al geeft die niet veel flodderigs
meer te zien. Integendeel, alles
er aan is strak en gaaf in een
duidelijken, fraaien vorm gezet met
behulp van stijfsel, heete bouten
en plooirokken. De fijne kloskant
er aan steekt duidelijk af op het
zwarte ondermutsje, voor zoover het
niet bedekt is door den gouden oor
ijzerhelm, die bijna den heelen schedel
sluitend omvat en bij de slapen ver
sierd is met de rijk bewerkte „knop
pen". Niet alleen in Friesland, maar
ook in Groningen en Drente is de
De Friesche oorijzerdracht met de flodder
muts", waaronder de fraai bewerkte rand
van het ondermutsje te zien kamt.