van Vrieslant, maken eoncl allen luijden, dat wn verdraghen siju mitten Hero van Brederoede, mit Ilarman van den Busscho, Casteleijn van den Hose. begint de akte, die bij deze gelegenheidwerd opgemaakt. Drie jaren bleef de toenmalige heer, Diederio van Brede- rode, gevangen op het kasteel te Heems kerk. Hij werd bewaakt door zijn grootsten vijand, Geraert van Heemskerk, den aan voerder der Kabeljauwschen. U znlt begrepen hebben, dat de Brede- rodes dus Hoekschen waren. Dat kwam het slot nog eens dnur te staan, toen de Kabeljauwschen uit het naburige Haarlem in 1426 Brederode vermeesterden en plat brand den. En dan moet u bedenken dat de sterkte eigenlijk was gebouwd ter verdediging van Haarlem Na deze verwoesting was het met den ouden luister gedaan, geheel herbouwd werd het kasteel nooit. Men knapte slechts den donjon en enkele ver trekken wat op, ze werden ten slotte bewoond door een Spaanschen bevelhebber tijdens het beleg van Haarlem. Toen de Spaansehe vendels op Leiden aftrokken, volgde de laatste groote brand. IT kent natuurlijk de legende, die aan den naam Brederode verbonden is, en zoo niet, dan kunt u haar nalezen bij Jacob van Lennep, die er zijn vertelling „De gestoorde bruiloft" aan wijdde. TT leest daar van graaf Aernout van Holland, wiens zoon Dirk in 't huwelijk treedt met een Saksische vorstin. Eén ont breekt er op de bruiloft, het is Siwart, de jongste gravenzoon, die door zijn vader verbannen is. Daarentegen verschijnen er tal van ongenoode gasten op het feest, het zijn de Noormannen, die hebben vernomen, dat er te rooven valt! Op zee hebben de rooverssehepen een ontmoeting met een visscherschuitje. De visseher en zijn vrouw worden gevangengenomen, doch zij weten te ontkomen en waarschuwen debruiloftsgangers, die zich nog bijtijds in slagorde kunnen scharen om de Noormannen te weerstaan. Eind goed, al goed: de Noorman moet met bebloeden kop afdeinzen, de gestoorde bruiloft gaat door en de moedige visseher is niemand anders dan Siwart, die, gelijk zulks betaamt, in zijn balling schap arm doch eerlijk bleef en thans onmiddellijk weer in genade wordt aangenomen. „Heerlijk zal uw loon zijn," zegt de oude graaf. „Breede roeden zal ik u in het land uwer vaderen uit meten." En zoo werd Siwart de eerste heer van Brederode. „Hm," zegt de nuchtere historicus, als u hem dit fraaie verhaal vertelt. „Bode beteekent gerooide boschgrond, je hebt ook Ipenrode, Boekenrode, Nijenrode. Bij Brederode was die rode dus erg breed. En Siwart was nog geen tien jaar oud toen z'n vader in 993 sneuveldeU ziet alweer, met oude legenden moet men niet te wetenschappelijk omsprin gen. Echter, de eenige ronde toren van Brederode, waarvan u de resten nog kunt vinden, heet sinds onheuglijke tijden Siwartstoren. Over de afkomst fier heeren van Brederode is altijd nogal veel te doen geweest. Toen ze nog leefden, ver schenen er fraaie stamboomen, waarin het geslacht hooglijk werd verheerlijkt „Dat die Heeren van Brederode gesproten zijn uyt, die aire edelste geslach ten van Koningen, Hertogen ende Graven des werelts, als van dat aire edelst bloet van Troyen ende van Griecken. schreef Johannes Leidensis. die er zelfs het oude Troje bij te pas bracht. Toen het oude geslacht was uitgestorven, werden de stam- hoomvorschers opeens veel critischer. Hoe dit zij, machtige heeren zijn het steeds ge weest. „Breêro de edelste," zegt het oude rijmpje. Hun fiere vaan, die van den toren woei, toonde den De put op de binnenplaats en de oude weergangen van den Imrchtmuur. Na de verwoesting door de Haarlemmers werd het, slot weer gedeeltelijk bewoonbaar gemankt. De donjon draagt op deze oude prent nog een dak. Hollandsehen leeuw met een lambel van lazuur. Maarschalken van Holland waren het, stadhouders en Vliesridders. Ze hebben nummers en bijnamen als echte vorsten, u leest van Walraven den Vierden, Reynout den Derden en Diederio den Goedertie- renen. U komt hun namen tegen onder de kruisvaar ders, het is 'n Brederode, wiens naam voortleeft in den Jonker Fransen-oor log, waarin Rotterdam werd veroverd, Hendrik van Brederode werd een der grondleggers onzer vrij heid, Johan van Brede rode was in 164i veld maarschalk der Staatsche legers in onze worsteling met Spanje, steeds stuit u op Brederodes als u de historie onzer landen raadpleegt. In 1679 was het gedaan met de glorie van het geslacht, Wolfaert stierf als laatste rechtma tige erfgenaam kinderloos, met hein werd het wapenschild der begraven. Gemakkelijke heeren waren het niet, ze vochten en sneuvelden in het Heilige Land, in onze belegerde steden en op alle slagvelden. Steeds waren ze betrokken bij de bloedige twisten, die in de middel eeuwen ons volk verscheurden. Waar in die dagen de pijlen snorden en de strijdbijl blonk, waren de Brederodes van de partij en vaak vonden ze dan een ander strijdlustig geslacht tegenover zich: „Arckel de stoutste"! Benijders en vijanden hadden ze genoeg, veel heeren hebben jaren in den kerker gezucht, u leest van ontvoering en pijniging en in 1473 overleed er een Brederode als slachtoffer van een vergiftiging te Haarlem. „Hij dronck er quade wijn," zegt de kroniek laconiek. „Vrouw, moet je die ovens zien," roept thans de bezoeker, die de wenteltrappen is afgedaald en nu tusschen de muren van de voormalige ridderzaal dwaalt. Twee kloeke ovens zijn daar nog te zien. Na 1573. Slechts geblakerde muren zijn overgebleven en het opwaaiende duinzand gaat de afbrokkelende muren langzaam maar zeker bedekken. De don jon, behoort tot het oudste gedeelte van den burcht, zijn ouderdom bedraagt wellicht reeds negen eeuwenHier zijn de muren het dikst, in het kelder- gewelf meet u ruim, 1.80 m. (Foto's Panorama-Valks) Brederodes waar heel wat brood in gaar kon wordener lag altijd een fiksche bezetting op Brederode. Trouwens, de kelders, waar de voorraden werden bewaard en soms de gevangenen zijn er ook nog. Zelfs een idyllische baksteenput ontbreekt niet op de binnen plaats. En wat er bij de afgraving gevonden werd. kunt u bewonderen in een kast. Wonderlijke zaken ziet u daar: verroeste dolken en sporen, „Jacoba"- kannetjes bij de vleet, steenen kogels, oude pijpjes en zelfs twee wervels van een walvisch. Uit welke vondst u overigens niet mag afleiden, dat de oude heeren van Brederode ter walvischvangst togen.... Knappe vorschers hebben een reconstructie van Brederode bedacht. Op hun teekening ziet u het slol in vollen welstand met zijn sierlijke tinnen en torens. Houten bruggen, die bij een beleg gauw verbrand konden worden, verbinden voorburcht en burcht met den oever. En uw verbeelding bevolkt de fiere veste met minstreelen en valkeniers, met schild knapen, boogschutters en bordurende jonkvrouwen. Jnist verlaat een kleurige ridderstoet het voor plein, een heraut doet zijn klaroen schallen, de zon schittert op harnassen en schilden, vaantjes wapperen in den wind. Dat alles is voorbij. Slechts dagjesmenschen zwer men langs de bemoste muren, ze laten zich fotogra feeren voor de oude poort en in het leiendak van den stoeren donjon hebben ze hun namen gekrast, vaak met, het adres er bij, zoodat u de boosdoeners in uw verontwaardiging zoudt kunnen opzoeken. Onder de weergang van den ouden walmuur ligt een ijsco-papiertje en op de plaats, waar eens de burcht vrouw haar ten oorlog trekkenden gemaal de afscheidsbokaal bood, staat nu een heer met een pet. die u uitbundig bedankt als u hem bij 't vertrek iets in de hand laat glijden, doch die nog uitbundiger wordt, als u dat per ongeluk eens mocht vergeten. Sic transit L.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 3