5 en hem op iedere wang een pakkerd te geven. (Teekening F. Plet) <le hospita gelukkig mee had gemaakt, en op een onderlinge loterij ton bate van de voethalvereeniging had hij een baby-pop ge wonnen. Nee, Joris vond die dingen bepaald griezelig. Maar Joris zou geen Joris geweest zijn, als hij niet den kapperswinkel was uitgestapt met een klein papiertje in zijn portefeuille meer en f 3.90 in zijn porte- monnaie minder, dat wil zeggen20 centen voor het knippen en een dubbeltje fooi minder durfde hij heusck niet te geven en drie gulden en zestig centen voor dat kleine stukje papier. Joris schaamde zich. betreurde zijn geld, verweet zich zijn spilzucht en noem de zich 'n verslaafd gokker. Nu kwam er uiteraard nog bij, dat Joris absoluut geen verstand van loterijen had. De kapper had hem alles wel haarfijn uit gelegd, wanneer de trekking begon, van klassikaal en doorgefourneerd en „eigen gelletjes", wat er te winnen was, maar voor Joris was het Latijn. Trouwens, hij stond te bedenken, hoe de maand uit te komen met de rest van zijn geld. Maar na twee dagen dacht hij niet meer aan het briefje, zoo werd hij vervuld door het naderend examen. Zijn leeraar had hem een goede kans gegeven. Maar wie voelt zich nu heele- maal safe bij de nadering van een examen? Joris zeker niet! Een week van te voren had hij tittel schuchter den baas twee dagen verlof gevraagd. De baas had vol belangstelling naar bijzonderheden geïnformeerd en den dag voor het examen kwam hij hem persoonlijk veel geluk toewenschen. Ook de collega's wenschten hem veel succes toe en in Joris' nabijheid werden weddenschappen afgesloten of liij er wel of niet door zou komen. Het feit, dat er meer kansen werden gegeven op zijn zakken maakte Joris niet al te levensblij. Tot groote vreugde van 't heele kantoor verklaarde. 'aria. dat, als hij slaagde, ^ij hem een zoen zou geven. De hilariteit steeg ten top, toen daarop de opmerking gemaakt werd, dat dit dan een première zou zijn. Alleen al de gedachte, dat ('aria hem ten overstaan van het heele kantoor zou zoenen, vond Joris erger dan het heele examen. Dien middag ging Joris naar huis als een man, die naar het schavot, werd gebracht. Twee dagen gingen voorbij. Aan het einde van den tweeden dag kwam Joris gelijk een vorst zijn kosthuis binnenstappen. Het was eigenlijk geheel overbodig, dat zijn hospita vroeg of mijnheer geslaagd was. „Van harte gefeliciteerd, mijnheer! Als dat uw ouders nog eens hadden mogen beleven!" Waarop zij uit louter vreugde met de punt van haar boezelaar een traan wegveegde. Op de tafel kwamen bloemen te staan en er was een groote feestpudding, alles ter eere van Joris, die maar wTeer met zich liet sollen. Den volgenden morgen verscheen hij, of er niets gebeurd was, weer op het kantoor, ging rustig aan het wrerk en zoo kalm werkte hij door, dat niemand aan Joris, diens examen of de. weddenschappen dacht. Tot om elf uur de baas binnenstapte en met bulderstem vroeg „En, Japa, kan ik je nog feliciteeren, of zijn die twee dagen weggegooide tijd geweest,?" Toen barstte er zoo'n tumult los, dat vooreerst Joris niet te verstaan was. Uitroepen als: „Wat een stiekemerd. Hij is zeker gezakt, dat hij niets gezegd heeft," klonken door het kantoor, dat anders een toonbeeld van rust was. Toen Joris zich eindelijk verstaanbaar kon maken en vertelde, dat hij toch geslaagd was en het hem speet voot de lieeren, die hun weddenschap hadden verloren, werd het zoo'n spektakel, dat de baas, na Joris de hand gedrukt te hebben, haastig het kantoor verliet. Van alle, kanten drongen ze op Joris aan, twintig paar handen werden naar hem uitgestoken en ieder wilde hem het eerst feliciteeren. En nog grooter werd het rumoer, toen iemand uitriep, dat nu ook Carla haar zoen kwijt was. Waarop deze niets beters wist te doen, dan Joris zijn hoofd beet te pakken alsof het een groote meloen was en hem op iedere wang een pakkerd te geven. Dit had weer tot gevolg, dat Joris een levende reclame werd voorden slagzin „Eet meer tomaten" of iets derge lijks. Te midden van dit rumoer begon de telefoon te rinkelen. Het bleek voor Joris te wezen. „U spreekt met Japa. Met wienDonker? Dien ken ik nietO, de kapper. Ik wist niet, dat u Donker heette. Wat zegt u?l?Dat kan ik haast niet geloovenEn hoeveel krijg ik nu? Dat is de moeite waard. Ja, natuurlijk, mijnheer Donker. Ik kom om twaalf uur even bij u aan. Ja, u wordt hartelijk bedankt, hoor. Tot vanmiddag, mijnheer Donker!" Opnieuw werd Joris van alle kanten bestormd. En de vragen werden als vuurpijlen op hem afgeschoten. En Joris stond daar als een gelukzalige majesteit te glimlachen en verklaarde: „Ja, heeren, ik heb laatst bij den kapper 'n loterij briefje gekocht, en nu belde hij mij op en vertelde, dat ik de honderdduizend heb getrokken. Nu kan ik vanmiddag ruim vierduizend gulden bij hem gaan halen." Dien morgen werd er op de Handelsbank niet veel meer uitgevoerd. Het rumoerde en lawaaide. Joris tracteerde en in ruil daarvoor kreeg hij allerlei goede en minder goede raadgevingen wat hij met, zijn geld moest gaan beginnen. Joris lachte maar eens en liet ze praten. Direct na twaalf uur hij liet er natuurlijk geen gras over groeien ging hij naar den kapper en voor het eerst in de vier jaar. dat Joris bij juf frouw van Hasselt in huis was, liet hij haar met het eten zitten. Maar toen hij thuisgekomen was en haar uitleg gaf van zijn te laat zijn, straalde liet, geluk al weer van haar af voelde zij zich niet zoo'n beetje een tweede moeder van Joris? maar tevens bedacht zij of het nu geen tijd werd om Japa's pensionprijs te gaan verhoogen. Van dien dag af stond Joris in het middelpunt van een warme belangstelling. Van alle kanten regende het, uitnoodigingen. Alle aanbiedingen, die tot nog toe enkel gericht waren aan het adres van juffrouw Carla (zie boven), werden nu tevens aan mijnheer Japa geadresseerd. Die met 'n verlegen gezicht alles accepteerde, maar zijn portemonnaie dichthield. Opeens was alles echter weer afgeloopen toen bekend werd, dat Joris, in plaats van dat lekke zeiljacht over te nemen, of dien benzineverslindenden auto. of avances te maken voor- de gammele motorfiets, of de voetbalclub van een financieelen ondergang te redden, of geld te verschaffen voor den dansavond van „De Mookers".aandeelen had gekocht. Nee en wat voor aandeelen!! Het kantoor was verontwaar digd en lachte zich slap uit louter leedvermaak en zelfs de baas, wien een en ander ter oore was ge komen, vroeg aan Joris, of hij nu geen betere geld belegging had kunnen vinden dan dien waardeloozen rommel: aandeelen van de Akerslootsche Scheeps bouw Maatschappij!! Aandeelen van 1000 gulden, diegeen cent waard waren en waar Joris nog löu gulden per stuk voor betaald had. „Daar zit je nu met je vijfentwintig aandeelen," had de baas gezegd. „Je hebt nu wel een mooi diplo ma, maar van geld en het bankwezen heb je geen cent verstand. Wat heb ik aan een bediende, die theoretisch op de hoogte is, maar practisch een prul is en het geld, en dan nog nota bene wel zijn eigen geld, op die manier in het water gooit? Nee, Japa, ik had gedacht, dat je wel wijzer zou zijn." En daar kon Joris het voorloopig wel mee doen. Er was een nieuwe plagerij uitgevonden. Iedere koersverandering van aandeelen der Akerslootsche Scheepsbouw Maatschappij werd Joris luid toe geroepen. Waar waren de menschen er beter mee op de hoogte dan op een bank? De jongste bediende had speciaal opdracht gekregen om zoodra er weer een koers via de telex binnenkwam en het betrof de A.S.M.-aandeelen, dat onmiddellijk naar Joris'af - deeling door te geven. Zoo hoorde Joris den heelen dag: „Joris, je A.S.M.-pjes zijn weer een punt gedaald." Oftewel dan klonk het weer: „Japa, anderhalve punt stijging, ik zou ze nu maar gauw verkoopen, dan maak je nog winst ook." Maar hoe het zij, de A.S.M. en Joris stonden te midden van een warme en onverdiende belangstel ling. Maar alweer werd het: tot op een dag. Joris was nu al drie weken in het vrij vreugdelooze bezit van die A.S.M.-aandeelen, een bezit, waar liij 's nachts al van droomde, nachtmerries van kreeg en waanvoorstellingen van speculeerende bedienden, die er met de kas vandoor gingen, tot rechtbanken en gevangenissen toe. Joris vergat echter, dat hij op de bank wel met groote bedragen moest rekenen, ge weldige boekhoudkundige handelingen moest ver richten, maar dat hij geen aandeel, noch zelfs de postzegelkas in handen kreeg. Dit was dus allemaal heel ongevaarlijk. Toen opeens stond erin het avond blad, dat de Akerslootsche Scheepsbouw Maatschap pij een opdracht had gekregen voor den bouw van drie groote schepen voor een Zuid-Amerikaanschen staat. Dit had tot gevolg, dat de aandeelen uit louter enthousiasme reeds den volgenden morgen vroeg een punt of tien gestegen waren en hooger stonden dan zij de laatste vijftien jaar ooit hadden gestaan. Dit was de oorzaak van veel rumoer op liet kantoor. En gezegden als „Laat dien Japa maar schuiven. Die weet zijn weetje wel. Zoo'n stiekemerd. Heeft zeker rela ties in Zuid-Amerika." En zelfs de baas informeerde belangstellend of Japa misschien een paar aandeelen aan hem wilde verkoopen. Maar daar bleef het niet bij. Den volgenden dag reeds waren de aandeelen maar liefst nog vijftien Vervolg op blz. 8

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 5