EEN SLECHT BEGIN IS HET HALVE WERK.' Uw charme is afhankelijk van vitamine F 8 Vitamine F kan hier alleen helpen! Vreemd - mijn gaat achteruit HUID- SPECIALISTEN WETEN HET.' Weer zoo'n goed DwBBELM^H-product! Geen charme zonder een gezonde, jeugdige huid en geen gezonde huid zonder vitamine F. Juist de groote kwaal van onze dagen is het vitamine F-gebrek. Symptomen? Brosse nagels, doffe haren en het verleppen van de huid! Wacht de symptomen niet af. Gebruik tijdig Dobbelman's Castella crèmes, de eenige crèmes op vitamine-F basis 2000 eenheden vitaminen F per tube! Geef Uzelf nu een nieuwe, perzikzachte, jonge huid! COLD CRÈME VANISHING CRÈME CRÈMES 35 cent per tube VERVOLG VAN BLZ. 5 punten hooger. Een nieuwe order voor de A.S.M. werd hekend en op een goeden dag kon Joris zijn aandeelen, die hij voor honderdvijftig gulden per stuk had gekocht, voor elfhonderd weer verkoopen. Iets wat hij toen ook inaar deed. Je kon nooit eens weten. Joris was nu de gelukkige eigenaar van een kapitaaltje van f 30.000 geworden. De haas vond hem, geloof ik, een financieel genie en dacht er over om .loris in de directie op te nemen. De plaaggrage collega's hielden hun mond. Die waren totaal afgebluft. Hot eenige waar zij benieuwd naar "waren, was waar Joris nu weer zijn geld in ging steken, om dan eventueel zijn voorbeeld te volgen. Maar Joris glimlachte maar eens ver legen en zweeg als het graf. Op een Maandag, kort nadat het bovenstaande gebeurd was, werd het bekend, dat Joris in Maassluis 'n fonkel nieuw groot zeiljacht had gekocht en tevens, dat de baas hem had benoemd tot hoofdboekhouder met een salaris van f240.per maand. Kn de Zaterdag, die hierop volgde, aanschouwde het feit, dat Joris aan Carla vroeg dien Zondag eens mee te gaan naar Maassluis om het jacht te probeeren. Dat deed de afgunst ten top stijgen, te meer daar Carla het aanbod van dien „parvenu" had aanvaard. Dien Zondag werd Carla door een keurig net gekleeden jongeman van huis gehaald. Was dat die slappe, bleeke kantoorsul, waar zij allemaal zoo den draak mee staken? Gekleed in een zeil- broek met een echte schipperstrui stond hij daar, en zelfs zijn uilebril had liij niet op. „Ja," vertelde hij even later aan Carla, „ik was laatst in een horlogezaak en daar zeiden ze, dat mijn oogen mis schien minder goed waren en toen heb ik maar een bril gekocht. Ik verbeeldde mij werkelijk, dat ik er niet buiten kon, maar nu is dat ding gebroken en ik zie even goed als mét bril." Carla begon hem nu heelemaal een flinken vent te vinden. Maar zij had te vroeg gejuicht. Joris had van zeilen evenveel ver stand als een koe van het bakken van zandkoekjes. Hij was eens een paar keer met een collega mee geweest, dat was zijn heele ervaring en nu wilde hij maar meteen 'n eindje den Nieuwen Waterweg opvaren. In Maassluis aangekomen be wonderde Carla het jacht, terwijl Joris het reisvaardig maakte. Hij deed gewich tig met zeilen en touwen, waar hij echter niet goed weg mee wist; maar hij kreeg ten slotte alles toch zeilree. De boot werd losgemaakt en voort ging het. Het was een heerlijke zomersche dag en met een flink oostenwindje ging het den Water weg af. Carla en Joris genoten. De oevers gleden voorbij en weldra was de Hoek in het zicht. Joris besloot nu maar te keeren. Maar liij had buiten den waard, of beter gezegd buiten den wind en den stroom gerekend, want beide stonden recht naar zee toe, en wat hij ook deed en probeerde, er hielp geen moedertje lief aan. Langzaam gleden de haven hoofden voorbij en al spoedig bevonden zij zich in volle zee. Carla, die het tot nog toe allemaal prachtig vond, begon eens te informeeren of ze niet te ver gingen, waarop Joris antwoordde, dat het een zeewaardig jacht was en dat hij het nu juist eens wilde probeeren. Bovendien lag er in de kajuit een aan- haugmotor, dus wanneer zij maar wilden, konden zij in een ommezientje terug. Onderwijl vroeg Joris zich af, hoe dat teruggaan in zijn werk moest gaan, want hij had nu wel een motor, maar Joost mocht weten hoe hij dat ding op gang moest krijgen. Om de ellende nog een beetje te vergrooten kwam de boot inden greep van den ebstroom. Door den ebstroom naar het zuiden en door den wind naar het westen gevoerd kwam de boot met Carla en Joris hoe langer hoe verder in volle zee. Carla lag op het dek met haar oogen dicht van de zon te genieten. Zij merkte wel, dat Joris aan het roer stond te trekken, de zeilen op en neer heesch, maar hield dat alle maal voor ervaren stuurmanskunst en vond hem een lieelen Piet Hein en De Ruyter. Daar dit alles niet hielp besloot Joris ten einde raad den motor maar te gaan halen. Met veel rumoer kwam de motor, innig omarmd door Joris, op dek en Carla keek eens op om te zien, wat héér schipper nu weer aan het uitvoeren was. Toen zij eens rondkeek, was er tot haar groote ontzetting geen kust meer te bekennen. „Maar, Joris, wat moet dat nu? Kun je nu nog wel terugkomen?" Van angst trilde haar stem. „Ja zie je, Carla. Ik heb een beetje pech gehad. De wind en zoo zitten niet mee. Maar zoodra ik den motor op gang krijg, is het gebeurd en varen wij weer gauw retour." „Ja, maar hoe wil je dat doen? Er is nergens meer iets van de kust te zien. En je hebt natuurlijk geen kompas aan boord?" „O, maar dat is zonder kompas nog makkelijk genoeg. Kijk, daar heb je de zon. Het is nu bijna vier uur; dus staat de zon tusschen het zuiden en het wes ten in. Wanneer ik daar een rechten hoek op maak, zijn wij zoo weer bij de kust terug." Carla vond dit maar weer even ge weldig, maar dat oordeel veranderde al spoedig, want terwijl Joris bezig was om den zwaren aanhangmotor van achteren vast te maken, kwam er een ondeugend golfje, wipte de boot van voren een beetje op en Joris met motor er van achteren af. Carla gilde. De motor zonk en Joris zwom. Hij klauterde in een oogwenk met druipende zeilplunje aan op dek, aangestaard door een erg wan hopige en een klein beetje verliefde Carla. „Naar dien motor kunnen wij nu fluiten, Carla. Het is eigenlijk misschien maar goed, want ik wist toch niet hoe ik hem op gang had moeten brengen," merkte Joris laconisch op. „Misschien was die motor wel uit elkaar gevlogen of iets dergelijks en waren wij er erger aan toe geweest." „Alles goed en wel, maar hoe komen wij nu terug? Het wordt hoe langer hoe later en wij hebben kans, wanneer het straks donker is geworden, dat wij nog overvaren worden ook." Joris beloofde goed uit te kijken. Rusteloos liep hij over het dek heen en weer. Het zeil had hij maar laten zak ken, dat hielp hen nog verder van wal af. Als een klein kindje zat Carla ineen gedoken aan den voet van den mast. Een groote plaid, die zij beneden in de kajuit

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 8