TOSfVPOMHK „Die zitten, natuurlijk wel ergens, er vast van overtuigd, dat Jaap een lot massa's," zei Antoon. „Laat maar aan uit de loterij trok. als hij dat meisje mij en de jongens over. We vinden er kreeg. wel eentje voor je." Maar toen merkten we, dat we geen Enfin, op de thuisreis werd Jaap van allen wisten hoe ze heette! Jaap zelf zachtjesaan een tikje redelijker. Hij was ook nietEn geen mensch in de heele wel met één slag rijk geworden, om zoo stad! Want zij en haar pa waren net te zeggen, maar toch wou hij de reis als een paar kluizenaars, gewoon zeeman afmaken met zijn Dat was natuurlijk een lastig geval, kameraden. waar we een paar dagen over moésten We stapten aan wal en we kregen piekeren, maar toen kwam de Kale op- onze duiten en toen gingen we meteen eens de gelagkamer binnen stormen, naar huis. Jaap trok zijn horberg in, waar we allemaal zaten, en wij drieën zaten goed in onze slappe „Ik heb 't, lui!" riep hij. „Ik heb't!" was na zoo'n lange reis, dus we gingen „WAt heb je?" vroeg Antoon Stevens, eens kijken, hoe hij 't maakte in zijn >.<le netelroos?" nieuwen werkkring. „Nee! Ik weet hoe ze heet!" riep de We besteedden een heel stuk tijd en Kale. ,,'t Meisje uit den sigarenwinkel, een heel stuk geld in de kroeg. Maar Jaap z'n meisje!" we dachten genoeg om Amanda! We „Zoo," zeien we, en we kwamen wat informeerden en zochten links en rechtsdichterbij. „Hoe heet ze dan?" maar er schijnen een bende Marietjes „Raaien." zei Kale Stips. en Antjes en Jansjes te bestaan, en heel „Toch. toch. toch geen. weinig Amanda's; we vonden er ten stotterde Jaap. minste net zooveel als nagelvijltjes in „Ja, precies," zei de Kale, net zoo een tweedehands zeemanskist. trotsch of ie Amerika ontdekt had in Eindelijk hoorden we van een boot- plaats van een meisjesnaam. „Ze heet werker, dat er een meisje in een eet- natuurlijk Amanda. Heb ik je niet ge- huisjé in Rotterdam werkte, dat Aman- zegd, dat alles vanzelf in orde kwam?" da heette. En een knappe meid ook, zei Jaap moest zich aan de bierpomp hiJ- vastgrijpen om niet achterover te slaan. Dus op een dag hebben Jaap en ik ons „Weet je 't. zeker?" fluisterde hij. gewasschen en geschoren, en trokken we „Hoe ben je er achter gekomen?" onze beste bullen aan en trokken we naar vroeg Antoon. Rotterdam. „Ik heb den portier van de kliniek We wisten de straat,- dus we vonden gesproken, waar ze een tijdje geleden 't winkeltje ook, en 't meisjeen ik kan heen is geweest, omdat ze een dikke niet anders zeggen, of 't was een lief wang had," zei de Kale. „Hij heeft 't schaapje. Alles was in orde, op één voor me nagekeken in 't boek. Mejuf- kleinigheid na, waar die bootwerker frouw Amanda Smitters, Pijlsteeg 41, niet om gedacht had. 't Kind kwam Dat klopt als een politiemuts, waar of uit de west, en ze had kroeshaar en zoo'n niet?" zwarte huid als de binnenkant van een „Proost, Jaap!" zei ik. „Nu heb je de schoorsteen op Aschwoensdag. baan vrij. Je hoeft alleen maar te vragen Jaap en ik kwamen dus met leege of ze zin heeft, om voortaan Leguit te handen terug, en kort daarop merkten heeten. Dan vertel je haar later van dat Antoon en ik en de Kale ineens, dat tatoueeren, en dan zeg je, dat je 't ons geld op was, dus toen konden we expres voor haar hebt laten doenWat niets anders doen dan een schuit zoeken, een meevaller. Je bent een bofvogel, Wij dus weg, en Jaap alleen met een Jaap!" lang gezicht achter zijn toonbank. Hij Jaap zei niets, maar veegde zijn ge streek zijn duiten op, maar 't was er een zicht af met een glazendoek. dooie boel zonder vrouw om z'n eten „Is er nog bier?" vroeg de Kale. „We te koken en af en toe koffie te brengen, moeten toch zeker drinken op de cre- Een café wordt direct veel gezelliger als zondheid van de bruid en den bruide er een vrouw is, waar of niet? gom?" We bleven een paar maanden weg, „Ik durf 't niet!" kreunde Jaap. en toen we terugkwamen was de heele „Wat durf je niet?" vroeg Antoon. toestand veranderd, merkten we. Ja, „Gaan vragen, of ze met me wil Jaap was in dien tusschentijd verliefd trouwen," zei Jaap met een brok in zijn geworden. Hoe is 't mogelijk, hè? keel. Een zekere Smitters, een knaap met „Waarom niet?" zei ik. een walrussensnor, was een sigarenwin- „Omdat ik 't lef niet heb," zei hij. „Ik keltje begonnen in de Pijlsteeg, en den heb nog nooit zooiets gedaan. Ik ben meesten tijd stond zijn dochter in den niet gewend om met vrouwen te praten, winkel. Een echte knappe meid. Ik k-kan 't niet!" Nou kwam die Smitters van buiten en „Je kunt 't wel," zei de Kale. „Je 't was nogal een saaie vent. Ze gingen moet." met niemand om, hij en z'n dochter, „Ik kan 't niet!" jammerde Jaap. en ze kenden geen mensch. En op dat „Tegenover een vrouw. Als 't een man meisje was Jaap nou verliefd. We hoor- was zou't wel lukken. Maar een vrouw.... den, dat ie drie-of viermaal per dag dien Ik kan 't je in twee woorden zeggen: winkel in ging om tabak te koopen, -mogelijk!" maar hij was zoo onhandig en verlegen, „Zeg eens, jij!" snauwde Kale Stips. dat hij geen steek opschoot; hij dorst. „Wees een kerel! Je bent verliefd op niks te zeggen dan een half ons zware of haar, en je wilt met haar trouwen, is 't een pakje piraatjes te vragen. niet? Nou, als je dan zoo'n stomme bok- Ik en de Kale en Antoon gingen na- king bent, dat je haar zooiets eenvoudigs tuurlijk dat juffie ook eens bekijken en niet durft te vragen, waarom vraag je we zagen dadelijk, dat ze als geknipt 't dan niet aan haar pa?" was voor Jaap, en als 't moest ook voor „Hè?" zei Jaap. den burgemeester, 't Was een dametje, „Hij heb gelijk!" zei ik. „Voor een netjes en lief eh knap. Die oude Smit- man ben je niet bang, dus ga je 't aan ters mocht dan zoo'n knorrepot zijn als haar vader vragen. Da's meteen de ie wou, hij had in ieder geval zijn doch- beleefdste en deftigste manier. Zoo doen tertje ordentelijk opgevoed. ze 't in boeken en zoo ook." 't Leek wel of we alle drie onze tong Jaap haalde diep adem en zette zijn kwijt waren, toen we daar in den winkel borst op. stonden, al kunnen we anders heuscli ,,'t Is een idee," zei hij. „Dank je voor ons woordje wel doen, dus toen stapten den tip, Kale, Ik doe 't." we maar weer naar buiten, ei) we waren „Wanneer?" vroeg Antoon. '4711" Tosca Poeder is een geheel nieuwe soort poeder, op basis van de modernste wetenschappelijke begrippen samengesteld. Het is bij dit poeder gelukt, de heilzame, huid- en schoonheidsverzorgende bestand- deelen van de Tosca Crème in het uiterst fijn verdeelde poeder te verwerken. "4711" Tosca Poeder is bijgevolg niet alleen een poeder in den gewonen zin, doch tegelijkertijd een uit gesproken huidverzorgings- en schoonheids middel, met den geur van het wereldbekende en geliefde "4711" Tosca Parfum. Voor ieder type de juiste nuance!

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 18