i
M
mm
DE GROENTETUIN IN
SE DTE MIS ER
V- V»
a Mèêêjl t
ii
Aardappels rooien. de tomaten rood zijn.
Evenals een peer of appel, die plukrijp is,
nog lang niet voor consumptie is geschikt,
zoo zijn alle rooirijpe aardappelen nog lang
niet eetrijp. Het goed opslaan van aard
appelen eischt veel oplettendheid, evenals
dat van de andere bewaarartikelen.
Alhoewel de dagen koeler en korter worden, zoo
dat we aan den winter gaan denken, blijft er
in onzen tuin, in tegenstelling met dé meening
van vele niet-tuinierenden, steeds veel werk te ver
richten. En nog wel werk, dat verre van. overbodig
is. Op het veld staan nog steeds de laatste aard
appelen, Red Star en andere late soorten. De vroegere,
tot en met den Bevelander, zijn gerooid, maar hebben
nóg steeds niet hun winterkwartieren betrokken.
Daarmee wordt gewacht, totdat de temperatuur zoo
laag is geworden, dat zij nog wel niet, het vriespunt
heeft bereikt, maar toch slechts enkele graden hooger
is. Bergt men de aardappelen tijdens een periode
van milde temperatuur op, dan is het nog weken
daarna tusschen de knollen veel te warm. Het gevolg
is, dat de aardappelen beginnen te werken en dus
spruiten gaan maken, waardoor de knollen slap
worden. Het behoeft geen betoog, dat dit in het
geheel niet gewenscht is. Wie niet beschikt over een
vorstvrijen kelder, zal zijn late aardappelen moeten
kuilen. Een zolder is bijna altijd minder geschikt,
omdat het daar, dank zij de schoorsteenkanalen,
lang niet altijd koel is: terwijl de plaats, bij een vorst
van eenige beteekenis, lang niet vorstvrij is. Boven
dien is het licht een zeer groot bezwaar. Aardappelen,
die in het licht liggen, worden groen, blauw, violet
of roodbont, al naar de soort. Deze kleurverandering
brengt minstens een onaangenaam uiterlijk op den
schotel met zich. Wie enkel Eigenheimer, hetzij geel.
blauw of bont van schilkleur, Souvenir, Furore,
Nationaal of Westbrabander, heeft gepoot, behoeft
van het bergen en bewaren der knollen niet veel
werk te maken, daar deze toch voor Januari moeten
zijn geconsumeerd. Het ras Furore behoort feitelijk
tot dat der late aardappelen, maar het is toch aan
te raden de knollen niet lang te bewaren, daar deze
vaak, dank zij phytoplitora, niet best houdbaar zijn.
De middellate rassen, zooals Zeeuwsche blauwe,
Zeeuwsche bonte, Bevelander, Noordeling, Record en
Uruno, eischen een goede bewaarplaats, daar ze tot
Maart en April zeer goede consumptieaardappels
leveren. De knollen van het ras „Uruno" rijpen welis
waar slechts korten tijd na die van den Eigenheimer
en zouden daarom tot de middelvroege kunnen
worden gerekend. Daar ze echter in het voorjaar niet
spoedig uitloop en, kunnen ze, dank zij de laatste
eigenschap, onder de middellate worden gerekend.
Wie in het bezit is van late aardappelen, zooals
Red Star, bonte Red Star, Populaire# Robijn, moet,
een zeer goede bewaarplaats zoeken, omdat de
knollen van deze rassen het laatst in aanmerking
komen voor consumptie. Het is zaak alle aardappelen,
of zij nu laat. of vroeg zijn, zorgvuldig te bekijken,
zoodat men zeker weet geen zieken of beschadigden
knol te hebben geborgen. De inwendige knolziekten
zijn niet altijd gemakkelijk te constateeren, maar
afwijkingen in schilkleur en hardheid zijn mot eenige
zorgvuldigheid gemakkelijk op te merken. Zooals
bekend is, bewaart men aardappels het beste in
„den kuil" of „bult". De laatste twee winters hebben
vele amateurs het denkbeeld aardappels inkuilen
doen verafschuwen. Doch dit is niet de schuld van
den kuil, maar van den kuiler. Het dek moet berekend
zijn op een werkelijk ernstige vorstperiode. Boven
dien moet inbraak door muizen of ratten zoo goed
als uitgesloten zijn, terwijl het ook .al niet mogelijk
moet wezen, dat de knollen door de vele najaars
regens drijfnat kunnen worden. Alhoewel men zegt
aardappels inkuilen, is dit in de vochtige streken
van ons land vrijwel onmogelijk. De uitdrukking
„uit den bult" is voor die streken ook veel juister.
Wanneer men de knollen werkelijk zou kuilen, dus
een gat in den grond graven en daarin de aardappels
storten, dan kwamen ze in het water of minstens in
zulk een vochtige omgeving, dat ze niet door de
vorst maar door het water werden beschadigd. Waar
men dit echter wel kan doen-, dus in de duinen
bijvoorbeeld, sluit men het gat met planken en riet,
dat nog door een laag aarde van twee a drie steken
wordt gedekt, waardoor vorstbeschadiging vrijwel
is uitgesloten. Doch meestal zal men genoodzaakt
zijn een kuil of een bult boven op den grond te maken.
Zooals reeds is opgemerkt, moet inbraak door ratten
en muizen vrijwel onmogelijk zijn. Men begint
daarom met een fundatie te leggen van fijn kippen
gaas of ander materiaal, dat absoluut niet door de
knagers is te vernielen. Dit gaas moet niet alleen
den bodem bedekken, maar aan alle kanten 20 tot
30 cm omhoog zijn gebogen. De opstaande kanten
worden door enkele paaltjes overeind gehouden,
zoodat feitelijk een groote gazen mand ontstaat.
Hierin worden de aardappels zorgvuldig neergelegd.
De massa wordt zoo opgebouwd, dat het geheel gaat
gelijken op een schuur met schuin dak. Deze af-
loopende vorm wordt gekozen om he.t binnen
dringende regen- en dooiwater naar de kanten te
iloen wegzakken. Midden op de aardappels plaatst
men een bloempot zonder bodemdeze moet dienst
doen als luchtkoker. Rondom dezen koker en direct
op de knollen legt men het dek van stroo of bladriet.
Dit dek moet minstens 20 cm dik zijn en zoo zijn
uitgespreid, dat het werkelijk overal even dik is,
dus geen dunne plekken of gaatjes vertoont. Beschikt
men over enkele oude schotten of golfplaten, dan
kan men deze weer over het riet of stroo leggen,
waardoor waterbeschadiging tot een minimum
wordt beperkt. Maakt men gebruik van bladriet,
dan is dit zoo te leggen, dat er ook zonder schotten
geen sprake is, dat er water kan binnenkomen. Dit
strooien of rieten dak, dat dus eiken aardappel
zorgvuldig bedekt, wordt daarna zelf weer afgedekt
met een"- laagje aarde. Komt er vorst van eenige
beteekenis, dan maakt men de laag aarde dikker.
Als men deze een dikte van 20 tot 30 om heeft
gegeven en de laag riet eveneens een dikte van 20 cm
bezit, dan kan men vrij gerust het einde van den
winter tegemoet zien. Tijdens vorst propt men den
luchtkoker vol met stroo, alleen bij strenge vorst
sluit men hem radicaal. Het dek wordt dus niet
direct zoo zwaar gemaakt, dat het ook de strengste
vorst kan verduren, terwijl de luchtkoker open blijft
bij vorstvrij weer om ventilatie mogelijk te doen zijn.
Het is aan te bevelen de aarde goed aan te plakken,
hierdoor bereikt men. dat het door de knollen
afgescheiden koolzuurgas niet door den tocht wordt
weggevoerd. Daar in koolzuurgas leven onmogelijk
is, zal deze betrekkelijk kleine hoeveelheid het uit -
loopen van de knollen niet vergemakkelijken. Dooi
den luchtkoker zal dit gas, dat zwaarder is dan lucht,
niet. spoedig ontwijken. Op dezelfde manier kan men
koolraap, ramenas, bieten en winterwortelen
inkuilen, terwijl men uien het beste in huis bewaart.
De tuinworteltjes, die reeds geheel zijn uitge
groeid, dus niet het laatste zaaisel, worden van hun
loof ontdaan en onder een flinke laag aarde ingekuild.
Bij tamelijke partijen kan men met een haagschaar
het loof er afknippen en een steek aarde uit het
pad nemen en die over de wortelen, die op hun plaats
zijn blijven staan, brengen. Bewaart men ze op
zolder, dan moeten ze in zand worden geborgen.
De winter- of paardenwortel moet goed droog
zijn voor men hem, evenals den aardappel, kan
inkuilen. Een eerste eisch is, dat ze werkelijk droog
zijn.
De koolsoorten, dus boerenkool, spruitkool, Chi-
neesche kool en de verschillende sluit koolsoorten,
andijvie, spinazie, tuinwortelen en prei,-leveren het
materiaal waaraan het veld zijn groene kleur heeft
te danken.
De boonensoorten vertoonen in hoofdzaak een-
bruine en grauwe tint, behalve een enkel partijtje,
dat pas is geplant. Deze laatste boonen vertoonen
nu naast kleine vruchten nog bloemen. Als men nog
ramen over heeft, dan kunnen ze over deze boonen,
hetzij sperzie- of snijboonen, prachtig van dienst zijn.
De wint-erkool prijkt op 't land en eischt regelmatig
onze zorg. Elk rot plekje, hoe klein ook, moet direct
worden weggesneden, om verder doorrotten te
voorkomen. Dit geldt voor alle' koolsoorten, dus
ook rottende bladeren behooren direct te worden
opgeruimd.
Nu breekt de periode aan, dat we de Chineesche
kool gaan snijden en eten. De spits opgerolde krop
pen zijn nu dik genoeg geworden. Het hart van zoo'n
Chineesche kool is heel mooi geel, veel geler dan
andijvie ooit zal worden. We hebben echter vast
niet al ons zaadgoed van deze koolsoort uitgeplant.
De plantjes zijn op het rabat blijven staan en leveren
nu nog een goede snijgroente. In tegenstelling met
de andere koolplantjes, die we niet hebben uitgepoot
of weggegeven, kunnen deze plantjes productief
gemaakt worden. Ze zijn nu een paar vingers dik
geworden en zijn van binnen lang niet geel omdat
er geen krop in zit. Maar wanneer we ze nu bereiden
als raapstelen, zullen we bemerken, dat deze kool
plantjes een smakelijker en malseher groente leveren
dan raapstelen. Nu moet u niet denken, dat deze
groente, enkel in dezen tijd wordt aangeprezen;
verre van dat. Reeds lang werd reclame gemaakt,
maar dan in het voorjaar, voor deze Chineesche
kool-raapsteel, men had dan echter te doen met een
kasproduct.
De tomaten hebben bijna al hun bossen laten
vallen. Deze liggen nu in huis af te rijpen. Waar
nog vruchten aan de planten hangen, laat men die
daar rustig. Men moet echter niet verwachten, dat
de tint buiten even intensief wordt als die van de
kastomaat. De stokboonen, vooral de pronkers,
bezitten ook altijd nog vrucht. Op goed beschutte
plaatsen bloeiden ze nog maar kort geleden. Maar
de reeds eerder genoemde omstandigheden maken,
dat de vruchten niet zoo lang meer worden als een
dikke maand geleden.
De augurken en komkommers zijn zoo goed als
afgedragen en kunnen dus worden opgeruimd. De
tusschengeplante spruit- en boerenkool neemt hun
het laatste beetje licht weg.
De spruitkool bezit nu al spruitjes of roosjes.
Ze zijn nog wel niet hard, maar als men een maaltje
heele groote ziet zitten, dan kunnen deze toch worden
geplukt, omdat er toch geen sprake van is. dat deze
losse kooltjes ooit hard zullen worden.
Er is dus nog werk genoeg en ook nog in het
vooruitzicht, daar de tuin nog lang niet leeg is
en de winterproducten nog lang niet alle zijn
geborgen. Ook zijn vrucht-hoornen en besse-
struiken niet gesnoeid, zoodat de tuin bezitter nog
lang niet stil behoeft te zitten.
M. T. STEDE MAN.
De boonen worden gedroogd. (Foto's I'n