VARKENS Zl/N VARKENS
LIP
'I
Het verhaal
van een
wonder lijk:
conflict
]Q
Jan Bollemade stationschef te Tietjeerdum-
meradeel ran de Provinciale Lokaalspoorweg
Maatschappij, leunde over de toonbank in
Pn kantoortje en schudde zijn vuist. De heer
Dijkstra, rood van woede, stand aan den ande
ren kant van de toonbank en beefde van drift.
I et dispuut was lang en heftig
geweest en de heer Dijkstra
had zich ten slotte sprakeloos
T M gespjoken. De oorzaak van
V m. y de ruzie stond tusschen heide
mannen in. liet was een zeep
kist, waar overheen $en aantal latten was getim
merd, zoodat het geheel een ruwe, doch bruikbare
kooi vormde. In deze kooi zaten twee gespikkelde
Guineesche biggetjes, die gretig aan slablaadjes
knabbelden.
„Doe dan, zooals je wilt!" schreeuwde Bollema,
„betaal voor ze en neem ze inee of betaal niet voor ze
en. laat ze bier. Voorschriften zijn voorschriften,
meneer Dijkstra, en ik ben niet van plan mij een
reprimande op den hals te halen, omdat ik ze heb
overtreden."
„Maar eeuwig-stomme idioot, die je bent!"
brulde de beer Dijkstra, terwijl hij een kriebelig ge
drukt boekje onder den neus van den stationschef
heen en weer zwaaide, „kun je het nou hier niet lezen
in je eigen gedrukte tarieven? Hier staat het.: Huis
dieren, van Wormerveen naar Tietjeerdummeradeel,
indien behoorlijk in een kist vervoerd, vijfentwintig
cent per stuk!"
Hij wierp bet boekje minachtend op de toonbank.
„Wat wil je nou nog meer? Zijn het geen huisdiertjes?
Zitten ze niet in een behoorlijke kist? Nou?"
Hij keerde zich om en liep hevig met de wenk
brauwen fronsend been en weer
Plotseling wendde hij zich tot Bollema en, zijn
stem tot. een kunstmatige, kalmte dwingend, zei bij
langzaam, maar met intens sarcasme:
„Huisdiertjes. De li van hark, de u
van uilskuiken, de i va.11 idioot., de s
van stomkop, d-i-e-r-t-j-e-s. Vijfentwin
tig cent. per stuk. Er zijn er twee.
Een! Twee! Twee maal vijfentwintig is
vijftig. Kun je dat begrijpen? Ik bied
je vijftig cent. aan."
Bollema greep naar het boek. Hij
doorliep vlug de bladzijden en stopte
op pagina vierenzestig.
„En toch neem ik geen vijftig cent
aan," zei bij koppig. „Hier bèb je bet
artikel, dat op dit geval betrekking heeftAls de
stationschef in eenigon twijfel is welk van twee
tarieven van toepassing is op een zending, moet bij
het hoogste berekenen. In dit geval, meneer Dijkstra,
verkeer ik in twijfel. Het kan allemaal wel waar zijn,
dat. dit huisdiertjes zijn, maar ik ben ervan overtuigd,
dat het ook varkens zijn en mijn tarievenboek zegt
hiervan: Varkens, van Wormerveen naar Tietjeer
dummeradeel, dertig cent per stuk. En, meneer
Dijkstra, twee maal dertig is volgens mijn wiskundige
kennis zestig."
De heer Dijkstra schudde woest het. hoofd.
„Nonsens!" schreeuwde hij, „nonsens, zeg ik je!
Stommeling, die je bent, dat artikel heeft betrekking
op gewone varkens, huis-en-tuinvarkens, en niet op
Guineesche biggen
Jan Bollema bleef onverstoorbaar.
„Varkens zijn varkens," verklaarde hij ferm.
„Guineesche biggen of halfbloedbiggen of Iersohe
biggen zijn voor de Provinciale Lokaal
spoorweg Maatschappij en Jan Bollema
precies hetzelfde. De nationaliteit van het
varken schept geen verschil in vrachtprijs,
meneer Dijkstra Bovendien," voegde hij er
aan toe, „ben ik hier geplaatst, om voor het
spoorwegbedrijf te zorgen en niet. om ge
sprekken te voeren met varkens in zeventien
talen, om uit te visschen of ze door geboorte
en opvoeding Chineesch of Friesch zijn."
Dijkstra aarzelde. Hij beet zich op <h-
lippen en sloeg toen
wild met zijn armen in
het. rond.
„Zooals je wilt!"
riep hij, „dan zul je er
wel meer van liooren!
En je baas trouwens
ook. Het is een schan
daal! Ik heb je vijftig
cent geboden. Die wei
ger je. Houd de biggen
dan, tot je bereid bent
die vijftig cent aan te
nemen, maar ik be
zweer je, meneer, als
i er één haar van de
kopjes van deze big
gen wordt gekrenkt, zal ik je laten vervolgen."
Hij keerde zich om en stapto stijf de deur uit, die
hij met een harden slag dichtgooide.
Bollema tilde voorzichtig de zeepkist van de toon
bank en zette deze in een hoek. Hij was niet in liet,
minst ontdaan. Hij voelde in zich die vredige rust, die
des trouwen dienaars is, na vervulden plicht.
De heer Dijkstra ging woedend naar huis. Zijn
zoontje, dat op de Guineesche biggetjes wachtte,
vroeg er wijselijk niet naar. Hij was een normale
jongen en had daarom altijd een schuldig geweten,
als zijn vader boos was. Stilletjes sloop hij het huis
uit, daar er niets is, dat een schuldig geweten zóózeer
kalmeert, als uit. het oog van den wreker te zijn.
Dijkstra stormde het huis binnen. „Waar is de
inkt?" liep hij tot zijn vrouw, zoodra hij den drempel
had overschreden.
Mevrouw Dijkstra schrok op. Zij gebruikte nooit
inkt. Ze had den inkt niet gezien, noch weggeborgen,
maar den toon van haar mans stem bracht
haar eens te meer haar eeuwigdurende
schuld in herinnering, de moeder te zijn
van haar zoon. en ze wist uit ervaring.
Hij was bezig op de perrons, rondom het kantoorgebouwtje,
galerijen te bouwen, rij boven rij (Teekening H. Giesen)