jLj fj Oj u.'X
m
SSua kpm
VOOR SCHOONHEID Eft CBBRIÏIE
„PORSELEIN
MET WERELDREPUTATIE"
24
per
pakje
Haar, dat dans beeft en „vaart" en welving, dat
van gezondheid en veerkracht straalt - dat is het
resultaat van een wassching met EL-GONDA
shampoo.
Even weldadig is de bijzondere werking van
EL-GONDA badzout, EL-GONDA poeder, enz.
In EL-GONDA toilettniddelen
wordt vitamine F verwerkt.
elkaar weer zoo goed als in hun jeugd,
hadden ze in geen jaren elkanders
•zicht gezien.
„Uitstekend, kerel, praêhtigF' ant
woordde Rooding. „En jij? Voor zaken
hier? Je zit toch in Gouda?"
„Zat. Ik hen sinds eergisteren hier
heen overgeplaatst, en ik woon hier ook
al ii'i de Heinsitislaan."
„Maar, man, da's aan alle kanten
prachtig! Wat een promotie! In Gouda
was je directeur van 't hijkantoor,
niet? En nu. of hen je hier onder
geschikt?"
„Nee," zei Lantema zedig. „Ook
directeur,"
„Toe maar! T)e haas van 't. lieele zaak
je!" deed Ronding uitbundig. „Overste
van 't moederhuis! Directeur van de
heele Industriehank. En dan zit je nog
in een tram?"
„De auto komt Zaterdag," zei Lan-
toma.
„En je woont in de Heinsiuslaan?
Dan zit je vlak achter mij! In een huis
van mij
„Ik heh 't gekocht," zei Lantema een
tikje stijfjes.
„Nou ja natuurlijk ik heb 't ge
bouwd, hedoel ik. Ik heh bijna de halve
raadpensionarissenbuurt op mijn ge
weten. Aardige tentjes, al zeg ik 't zelf.
Flinke kamers, kurkdroog en geen steek
gehoorig. En toch niet duur. Da's de
kunst, zie je een prima huis houwen
en toch je hand om je beurs homlen.
Als ik een nieuw blokje begin, doe ik er
een paar moderne aardigheidjes bij,
daar tippelen de menschen op. Een inge
bouwd zeepbakje trekt méér dan een
kamer extra. Je woont zeker nummer
twaalf, is 't, niet? Da's het. eenige dat
leegstond."
„Ja, nummer twaalf," antwoordde
Lantema. Zijn kalme gezicht werd le
vendiger. „En jij woont in de Schimmel-
penninekdus we hebben al kennis
sen hij de handIk houd niet van nieuwe
vrinden, zie je, en ik hen altijd een beet
je hang voor huren.
„Ik ook," zei Rooding. „Maar nu
treffen we 't. Onze tuinen grenzen aan
elkaar. Als we een poortje in de lieg
maken, hoeven we niet. eens schoenen
aan te trekken, om hij elkaaT een borrel
te komen pakken!"
„Ik zou maar niet wachten, tot het
poortje er is," zei Lantema hartelijk.
„Nog één halte, niet?"
„Ja; maar zullen we hier niet uit
stappen? Dan kunnen we er in de Kroon
eentje nemen. Doe ik anders altijd thuis,
en je doet me natuurlijk een pleizier, als
je meegaat, maar thuis hebben we de
heele hup om ons heen we kunnen
heter eerst sim en nog wat kletsen."
Ze stapten uit, en lieten zich in de
Kroon twee klare brengen.
„Dns je hebt 't een heel eind ge
schopt," begon Rooding. „En goed ge
trouwd, geloof ik...
,,'t Gaat," glimlachte Lantema,
„Ik ook. Mijn vrouw had geen sou,
maar een huishoudster, kerel! Van één
kwartje maakt ze d'r twee, en ze weet er
de stemming in te houden. Alle dagen
feest, en 's Zondags kermis. We hebben
géén ton hij mekaar gekregen, maar ik
zeg maar zoo: geen héter leven dan een
goed leven."
„Veel kinderen?" informeerde Lan
tema.
„Drie," antwoordde Rooding. Zijn
rechterhand trok zijn portefeuille uit
den linkerbinnenzak. „Twee meisjes
en een jóngen. En een jongen dood."
Er kwamen twee foto's uit. de porte
feuille. „Moeder (le vrouw.Al eens
gezien
„Eén keer toen jullie trouwden.
Ziet er nog jong uit
„De eeuwige jeugd," zei Rooding
voldaan. „Mag gezien worden, hè?"
Hij keek zelf nog even naar het gezicht
van zijn vrouw op het plaatje.- „En dit
is 't kroost. Han is de oudste, 't dikste
meisje heet Lias en de jongste is Nett.ie."
„Flinke boy, -die jongen van je,"
prees Lantema. „Ook in de bouwerij?
„Gelukkig niet," zei Rooding. „Veel
te riskant vak voor hein. Als je met
houwen gold wilt verdienen, of ten min
ste een boterham met rookvleesch er op,
moet je nuchter zijn en op de loer liggen
brutaal genoeg zijn om groote slagen
te wagen en krenterig genoeg om je
spijkers uit te tellen. Kordaat is hij
genoeg, inaar hij heeft, 't feestelijke
karakter van zijn moeder. Enfin, ik hoef
je maar één ding te zeggen, dan weet je
't wel: hij is aan een krant."
„O," zei Lantema. Hoog Tespect voor
de journalistiek ademde het woordje
niet.
Dat voelde Rooding. „Ja," ging hij
voort, „hoe zijn de jongelui tegenwoor
dig. Toen wij soldaat waren geweest,
keken we: waar is het dikste geld te
verdienen, en dien kant. stapten we
toen op. Tegenwoordig grijpen de
jongelui met handen en voeten naar 't
werk, dat ze 't liefste doen, al moeten
ze er door in de goot rollen. Schoon
ik heh over Ilan geen klagen. Hij haalt
een aardig salaris voor zijn jaren, en
voor dezen tijd; en er zit fut in den
knaap, en hij heeft talent; hij kan 't
aardig ver brengen."
„Een journalist wordt nooit onaf
hankelijk," merkte Lantema op. „Hij
werkt voor de portemonnaie van een
ander."
„Doe jij ook," antwoordde Rooding,
„en toch weet je onderwijl wel te hooi
en!" Hij knikte tegen den keliner en
wees naar zijn letege glas. „Drink je
ook niet eens leeg? Op één heen kun je
niet loopen."
„Nee, dank jeik neem nooit meer
dan één glas."
„Ook een methode," zei Rooding.
„Enfin, met Han komt 't best in orde.
Ik redeneer zoo: met schrijven voor
kranten verdien je een prik, maar in
kranten vtrrkoopen zit geldals je
maar kranten genóég verkoopt. En met
hoeken schrijven blijf je arm, maar met
hoeken verkoopen kun je rijk worden,
als je een handige jongen bent.. Ik ken
die directie van Han, en er is in die
zaak nog heel wat te doen, voor een
jongeman, die een handje duiten
inbrengt, of een stuk risico neemt. En
dat kan ik Han laten doen, als de dag
daar is. Ik hen geen millionnair, maar ik
heh lieel aardig geboerd, en ik heh op
't. moment een paar ijzers in 't vuur
Praten we later nog wel eens over. We
zullen genoeg buurten." Het schoot
hem te binnen, (lat hij al veel had
verteld, maar weinig vernomen. „En
hoe is 't hij jou thuis?" vroeg hij.
„Kringetje vol om de tafel?"
,,'t Lijkt er niet op," antwoordde
Lantema. „Eén meisje."
„Al groot zeker."
„Twintig geweest. Heel aardig kind."
„Net zoo knap als haar moeder
indertijd?"
„Knapper natuurlijk," zei Lantema.
„Ik weet niet, of ik een kiekje hij ine
heh.Hij zocht in zijn portefeuille.
Er kwam inderdaad een prentje te
voorschijn Adri in een tennispakje,
met racket. Rooding kreeg het in han
den, en keek.
„Non zeg!" Hij keek glunder op.
„Da's een snoeperig bloemetje. Als ik
geen degelijke huisvader was, en den
leeftijd van mijn zoon had...." Hij
bestudeerde het portretje wat langer,
caf het. terug, nam den laat.sten slok