Waar^ËSSüm» 1 ">eerm^dd9 Dit stooksefzoen dubbel zuinig-doen! BECKERS Haarden Haardkachels Verkrijgbaar bij Apothekers en Drogisten f.-30en^!fl 26 \or\W Het reizen is wel heel wat comfor tabeler geworden. Dat dankt U niet alleen aan trein of auto, maar ook aan Nefa. U kunt thans onder alle omstandigheden uitgaan. Neem Nefa mee en laat de zorgen achter. En het gebruikte verband kunt U discreet vernietigen, waardoor het ouder- wetsche wasschen tevens overbodig is geworden. Z_ uinig-zijn met brandstof is geen kunst voor de tallooze tevreden gebruikers van een Beckers F. W. Haard of Haardkachel, want het F. W.-systeem spaart voor hen De ge octrooieerde Front- of Front-Wandcirculatie van Beckers, Bergen op Zoom. DIT ZEGEL waarborg! U dat de zuinigheids- wenken, die hier naar voren worden gebracht, de Instemming "hebben van den Economlschen Voorlichtingsdienst, Afd. v. h. Dep. v. Handel, Nij verheid en Scheepvaart. ZUINIG NUTTIGE STOOK-WENKEN! 3. Het a.b c. van goed stoken Is de regeling van den luchttoevoer. Hiertoe dient de tem- perknop. Temper altijd langzaam-aan; nooit In- cht", r als i gang eerst een poosje stoken op „middel". Te plotseling temperen veroorzaakt slakken- vorming en slakken zijn nadeelig voor Uw brandstofverbruik. Krijgt U, als het erg koud is, toch slakken, dan moet U ze steeds tijdig uit het vuur verwijderen met pook of tang. (Wordt vervolgd) Circulatie HUBERT C. BECKERS - BERGEN OP ZOOM moeder liad rust gevonden door in schikkelijkheid, maar Adri voelde aan, hoe 't kan vermoeien, altijd te moeten inschikken. Dus had zij onwillekeurig heul gezocht voor do vermoeide, en zich aan den kant geschaard van de zwakste partijhaar moeder. Als vanzelf stak ze haar hand uit, om elk plooitje glad te strijken, dat ze zag opkomen. Het leven was er gladder door geworden. En haar vader merkte niet eens, dat. Adri plooi tjes effende, doordat hij met vaderlijken trots behagen vond in het mooie handje, waarmee zij 't deed. Maar als Lantema den toeleg merkte, ging hij de plooien opduwen. „Weet u wat ik doen wou, vadert" zei Adri, toen Eientje den pudding had binnengebracht. „Lid worden van een orkestje." Lantema deed verschrikt met zijn grijze oogen. „Wat zeg je? In een café spelenOf op bruiloften en partijen?" „Natuurlijk niet!" lachte Adri. Ze had kleine, porsoleinachtig witte tanden. „Een clubje, om onder elkaar te musi- eeeren. Ik sta maar alleen op mijn viool te zagen, en wat is een viool alleen? In Gouda had ik ten minste menschen, om mee samen te spelen af en toe, maar hier kennen we niemand. Ik kan toch geen sonate van Mozart spelen zonder piano, of stukjes gehakt stroo van een kwartet?" „Dat weet ik niet," zei de vader. „Nooit, tijd gehad voor dergelijke aar digheden. Ga hier op 't conservatorium. Dan kun je met andere leerlingen samen spelen." „Hè hah!" deed Adri. „Wéér naar school en gedrild worden! Ik heb veel meer zin in die club." „Wat zijn dat voor luitjes?" „Dat weet ik ook niet. Ik heb van middag snaren gekocht hij Talheek, en daar hing een kaart: Muziekgezelschap Toccata, Kamermuziek en Klein Orkest. Inlichtingen en aanmelding voor lid maatschap alhier." „En toen heb jij je maar meteen opge geven." „Ik heb inlichtingen gevraagd," zei Adri. „Ze bestaan pas een week of zes, ze spelen klassiek en modern, en 't zijn allemaal gevorderde dilettanten, oude en jonge menschen door elkaar. Tien leden op 't oogenblik." „Menschen van onzen stand?" vroeg Lantema. „In muziek zijn er maar twee stan dengoede muziek en slechte muziek." Het kwam er een beetje fel uit. „Ze zou met de particuliere omstan digheden van die menschen niets te maken hoeven hebben," poogde me vrouw Lantema te bemiddelen. „Hoeven niet maar dat komt van zelf," zei haar man. „Ze oefenen hijvoor beeld bij deze of gene thuis. Krijgen we dat stelletje hier ook?" „Ik weet niet waar ze repeteeren," zei Adri, lichtelijk ontnuchterd. „Waar schijnlijk ergens, waar een vleugel staat. Kosten zijn er niet veel aan, en er zijn twee repetities per week." „Bevordering der uithuizigheid," laakte Lantema. „Tenzij we hier repeteeren," plaagde Adri. „Of u moest 't een bezwaar vinden, dat die anderen dan weer uithuizig zijn.. Mevrouw Lantema stond op, om de fruitschaal van het buffet te nemen. Ze was wat grooter en forscher dan haar man, en ze had iets in haar goedige volle gezicht, dat strookte met het Gelder - sche tintje in haar uitspraak. „Een sinaasappel?" vroeg ze haai man. „Als ik hem voor je schil?" „Nee, die worden me te oud," zei Lantema. „Ik neem wel een appel." Ze zaten fruit te schillen. „Dus hoe denkt u er over, vader?" vroeg Adri. „Hè? 0, over dat muziekboeltje Ik geloof niet, dat ik er veel voor voel. Je moest in ieder geval maar eens wach ten." Adri keek naar haar sinaasappel en zweeg. „Zeg, kind," begon Lantema tegen zijn vrouw, „weet je, wie er hier vlak achter woont?" Hij wees met zijn lin kerduim naar den kant der Schimmel- pennincklaan. „Nee?" „Die Hooding, waar ik mee op school en in dienst gewoest hen." „0 ja? Vind je 't prettig?" vroeg mevrouw. „Ik geloof 't wel ja," zei Lantema. ,,'t, Is een aardige kerel, en ik heb een informatie op hom getrokken hij zit er best hij. Je kent hem tocli? Hij is in Gouda eens hij ons geweest." „Da's lang geleden," zei mevrouw, „maar ik weet 't toch nog wel." „Ken ik hem ook?" vroeg Adri. „Dat zal niet," antwoordde haar vader. „Hij is er maar één keer geweest, en toen lag jij nog in de wieg. Maar je zult je schade gauw in kunnen halen. Als jullie door je werk heen zijn, zullen we ze een avondje vragen." „Weet hij al, dat we hier wonen?" vroeg mevrouw. „Ja, ik heb hem gesproken - gisteren. Lijkt me nog steeds even geschikt. Een beetje druk, maar dat slijt wel, als jo elkaar vaker ziet. En als 't niet meevalt, zien we wel wéér. Achterburen zijn makkelijker kwijt te raken, dan men schen die naast je wonen. Maar zooals 't zich nu aan laat zien, kunnen we er best pleizier van hebben." „Ken je zijn vrouw?" „Eén keer gezien, toen ze trouwden. Maar 't schijnt een prettig mensch te zijn. Een echte huisvrouw, en vroolijk." Mevrouw Lantema. keek tevreden. Ze had behoefte aan vriendschappe- lijken omgang, aan vertier in huis. Anders waren de avonden zoo doodsch, als Adri niet thuis was. „Kinderen?" vroeg ze. „Ja, drie stuks een jongen en twee meisjes." „Een lange jongen met een interes sant gezicht en componistenhaar. Of erg leuk, óf een groote nul." „Hoe weet jij dat?" vroeg haar moeder. „Ook in den muziekwinkel aan den muur zien hangen?" plaagde Lantema. „Door den tuin zien slenteren," ant woordde Adri. „En zien loeren. Veredeld loeren dan. Zeker nieuwsgierig naar de nieuwe buren. Is hij ook in 't bouwbe drijf?" „Hoor ze belangstellen in dien knaap riep Lantema uit. „Hij helpt een krant in elkaar timmeren. Ik weet niet welke. Dus hij valt in je smaak?" „Trouw moet blijken," zei Adri. „Hij is niet onknap, maar 't kan wel wie weet hoe 'n draak zijn. We zullen wel zien, als hij met pa en moe meekomt. Ik ben benieuwder naar de meisjes." „Die zijn net zoowat van jouw leef tijd," zei Lantema.. „Dus dat treft nogal. Den oersten keer komen de oudelui natuurlijk alleen. Hoe denk je over Zaterdagavond?" vroeg hij zijn vrouw. „Als ik dan klaar hen. „Je wou toch vóór den Zondag aan kant. zijn? Proheer het maar te redden. Anders zien we nog wel. Zaterdag komt de wagen ook dan knnnon ze meteen mee proefrijden." „Zaterdag zal welgaan," zei mevrouw. Ze begreep wel, dat het voorstel een gebod was.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 26