Castella A tandpasta reinigt de onbereikbare plaatsen"! Castella HET LEVEN VAN JONKHEER GREENENBOSCH schuimende TA N D PASTA Weer zoo'n goed D&BBELM^N -product! WEEKTIP VOOR DEN GROENTETUIN 20 Onvolledige M mondverzorging afgedaan Alle kleine honen van het gebit, tot nog toe „onbereik baar", worden thans gereinigd door de actieve schuiinbelle- tjes van „Castella tandpasta! pifitPASTA rA*0p4Sb 35 CENT PER TUBE De eenige tandpasta met PBRLDON De passagiers werden ongerust! SLOT VAN BLZ. 1 7 „Ook goed. Dan praten we hier. Zeg, ik heh een brief gekregen van die ouwe troela hij je thuis, barones lioe-hiet-ze." „Eh. mijn tante," zuchtte Gree- nenhosch. „Percies," zei Arie. „D'r zat vijf duizend piek hij. En nou heh ik er es over nagedacht, en ik heh besloten die vijfduizend piek te liouen." „Goed," zei jonkheer Ferdinand. „Uitstekend. Zoo hoort 't ook. Je kunt een dame niet voor haar hoofd stooten, begrijp je." „Daar gaat 't niet. om," zei Arie Spoe ling. „D'r staat in die brief, dat jij me niet meer zien wou. „Nu, zag, eh. hakkelde jonkheer Greenenbosch. „Dat wil zeggen, eh „Nou wou ik je effen vragen wat heh ik 'r gedaan!" „Ik ehzei Greenenboseh schuch ter, „ik zou niet weten wat!" „Nou dan!. En wat heh ik voor jou gedaan!" „Ja. zei jonkheer Greenenboseh. „Lag je niet onder de groene zoden, as ik niet langs was gekommen die avond, toe je tipsy was en in de vaart, rolde?" „Ja eh. zei de jonkheer stomp zinnig. „Nou dan is dat dan een manier van doen tegenover iemand, die je leven gered heb? Nou?" Arie Spoeling sprak met luider stem. Er bleven er velen staan luisteren. Jonkheer Greenenbosch werd heelemaal rood en gloeiend heet. „Je leven gered!" bulderde Arie. „En dan.zooies! Hoe bestaat 't! En ik dach nogal, dat we vrinden waren!" Het kon zoo niet voortgaan. „Weet je wat de kwestie is, zag?" zei jonkheer Greenenbosch. „Die tante van me.... Je weet hoe vrouwen zijn!" „Daar hei je n't!" Arie Spoeling deed bijna een luchtsprong van blijdschap. „Net wat mijn vrouw zee. 't Zat 'm niet in jou, zee ze. Zoo'n fijne meneer as jij zou zoo'n vuile streek nooit uit halen, zee ze. Dus jij heb met die heele brief niks te maken?" „Hoegenaamd niets, beste kerel, ge loof me," zei jonkheer Greenenbosch, zijn voorhoofd afvegend. „Dan heb ik niks gezegd, hoor," zei Arie. „En nou ga je mee d'r eentje nemen." „Heusch, ik eh. „Ga mee d'r eentje nemen!" drong Arie Spoeling aan. En aangezien jonkheer Greenenbosch er naar snakte, weg te komen uit den kring van mensclien, ging hij mee d'r eentje nemen. De buurtbewoners kun nen het café nog heden aanwijzen. Een heele week bleef jonkheer Greenenbosch binnen, en zat hij te piekeren. Zijn tante en hij spraken zes van de zeven dagen geen woord tegen elkaar. Zij toonde hem haar minachting, door hem te behandelen of hij lucht was. Den zevenden dag kregen zij woordon, en liep hij het huis uit, en wandelde hij de oprijlaan door, om af te koelen. Toon kwam hij aan het hek. En toen hoorde hij een blijden kreet, aan den overkant van den weg. „Oehoe! Jonkheer Greenenboseh! Oehoe! Oehoe!" Hij sloeg zijn zorglijke oogen op en zag ze, de twee slordige spruiten van Arie Spoeling, over het hekje hangen van het meest nabije landhuisje, tegenover het hek van Sticht.zate. En toen zag hij Arie Spoeling zelf liet, huis uit komen en de spruiten om hun ooren slaan en naar binnen sturen. En toen kreeg hij het gelaat van Arie Spoeling vlak vóór zich. „Weet je wel die vijfduizend piek?" zei Arie vroolïjk. „Daar heb ik dat kassie voor gekoch. Net an je overkant. Reuzeleuklmisie. Je komt maaT es kijken. Je hebt nog nooit kennis gemaakt met mijn vtouw, is 't wel? Ze zal 't reuze vinden, een waschechte jonkheer over den vloer te krijgen." „Dan graag een anderen keer," zei de jonker. Hij schepte er een trieste vreugde in, de barones in te lichten over het resul taat van haar werk. „Is 't nu goed?" vroeg hij. „Nu hebt u ze om zoo te zeggen op uw schoot zitten. Ik ben misschien een groote idioot en zoo, maar als ik 't zeggen mag, u kunt er ook wat mee! Vlak aan den overkant, precies voor onze deur, alleen door uw bemoeizucht. Zóó zou nu een mensch aan 't drinken slaan!" „Lieve gunst," riep de barones uit. Ten tweeden male hing het leven van jonkheer Greenenbosch aan een zijden draadje. In den donkeren avond van den tweeëntwintigsten Juli 1937 zag een politieagent een bril en 'n hoed liggen aan den oever van de Keulsche Vaart, een paar honderd meter van de poor ten van Stichtzate. Naast den hoed zat een hondje. Vijf minuten later haalde de agent met een dreg iemand uit het kanaal op. Het was jonkheer Ferdinand Greenen boseh van Stichtzate, driekwart ver dronken. En er lag niet eens een bananenschil op het jaagpad. Vrij bewerkt naar Will Scott door G. DE WERVE Vele tuinbezitters hebben, tijdens 't rooien van de aardappelen, poters opzij gehou den, om het volgende jaar aardappelen te kun nen verbouwen. Wanneer men dit jaar goed gekeurde poters heeft uitgezet, is daar wel iets voor te zeggen, alhoewel veel beter is steeds te beginnen met goedgekeurde poters. Pootte men dit jaar echter het ras Thorbecke uit, dan is het onnoodig van dit ras poters te bewaren, daar het ingaande 1 Januari 1942 verboden zal zijn, aard appelen van het ras Thorbecke te verbouwen. Alhoewel deze aardappel feitelijk een fabrieks aardappel is, werd hij toch dit jaar tamelijk veel in amatcurtuinen verbouwd, daar hot productievermogen vrij hoog is. Het verbouwen van dezen aardappel wordt door den Planten- ziektenkundigen Dienst verboden, omdat dit ras zeer vatbaar is voor de wratziekte. Deze bepa ling geldt voor het gelieele land. Bovendien is in enkele deelen van Groningen, Drente en Overijsel, ingaande denzelfden datum, de ver bouw van alle voor wratziekte vatbare aardap pelen verboden, behalve de rassen Roode Star, Present en Eigenheimer. De kemnerken van de wratziekte zijn tweeërlei. Behalve een aantasting en vorming van groene lichamen, die wel iets ge lijken op 'n stukje van een bloemkool, maar dan groen van kleur, in de oksels van de onderste bladeren, treft men op de knollen in de oogen (pitten) wratten aan. Deze wratten zijn eerst lichtgeel van kleur en hard, maar verkleuren later tot bruin en de hardheid verdwijnt. Zijn de knollen ernstig aangetast, dan zijn de wratten zoo groot, dat men naar de knollen moet zoe ken. Tijdens de bewaring worden de wratten week en gaan rotten. Natuurlijk verrotten de knollen ook. M. T. STEGEMAN De tram is stampvolwant er 'striemt een koude regen over de straten. Een heerdie zoo juist voor een dame is opgestaanhoest aan houdend. Die man steekt de heele tram aan meent Mevr. Snip. ,,Dat moeten we voorkomen", zegt Mevr. Goedhart,,Wybert- tabletten helpen tegen hoest en voorkomen besmetting." Alleen verkrijgbaar in origineele blauive doozen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 20