CJIÏTECC 4 dL daalder;rmmrdajif1zamj2fr! 24 'Vl: Voor alle doeleinden zijn de AW FABER CH5TECC poilooden copieer-, schrijf-, kleur- en teekenpoflooden bijzonder aan Ie bevelen. De afbeelding op origineele grootte toont de meesterlijke toepassing der talrijke schakeeringen van de CHSTECC potlooden. in Neurenberg. Een CRSTECC ieekening E. Loesch (Origineel 60 x 35 cm). en hij had leuk haar. Zijn vader leek een aardige baas, en zijn moeder was een schat. Ze waren dol op elkaar, die twee. Heerlijk, als twee menschen, al lang getrouwd, nog zoo friscli en rond uit van elkaar houden. als er geen strijd is tussohen man en vrouw, geen heerschappij aan den oenen en onder werping aan den anderen kantIT ad ze die uitnoodiging voor den Zondag, om te gaan zeilen, toch maar niet beter aan kunnen nemen? Maar ze zou naar „Toccata", voor 't eerst. Die. jonge man liep liet weg, en de zeilboot ook niet. Als die menschen oen beetje dege lijk' muziek maakten, kon 't, een heel genot worden. Zou hij veel meisjes ge had hebben? Hij was soms wel een flirt, zei hij. Maar welke man is dat niet! Hij had ten minste niet poezerig gedaan. En wat was haar vader opgewekt ge weest vanavond, en toeschietelijkZe had. hem in geen tijden zoo gezien joviaal bijna en hoffelijk tegen moeder. Was hij altijd maar zoo. VIJFDE HOOFDSTUK De melk was in de blikken, en de blikken Stonden aan het begin van het zijpad, gereed om te worden meege nomen door den melkrijder van de zui velfabriek. Nclfe van Stiel stond tussohen de. wagenschuur en de keuken, met zijn handen in zijn zakken, naar de bleeke .dunne schijf te kijken, die daalde aan den' hemel. En hij voelde, dat hij een hekel aan de- maan had, nog steeds of Wéér net zoo'n hekel als in zijn vrij- gezellenjaren. In de jaren van zijn huwelijk had hij voor de maan geen oog gehad, of geen tijd; in ieder geval geen gevoel - - alleen gedachtenje had het gemak van het maanlicht, of je had het nieten je keek uit, of mét de maan het weer veran derde; maar nu zijn vrouw dood was (al twee maanden) en zijn hart alleen zat, zag hij in de maan weer iets grilligs en kouds en huichelachtigs. Veel leven was 't niet, zonder Mien. Met haar had hij gelukkig geleefd, en om haar had hij het boerenwerk met volkomen en eerlijken ijver gedaan, al. had hij er eigenlijk zijn draai niet in. 't Was haar huis en hilar land geweest; ten minste, zij had het grootste gedeelte mee ten huwelijk gebracht; en omdat 't iets van haar was, had'hij er vrede mee gehad, er in op kunnen ga-an. Nu voelde hij zich weer los, van 't huis en van den grond. Het oude gewriemel van eigen zin kwam weer hoven. Er waren geen kinderen gekomen: maar 't had hun niet gekommerd. Ze hielden zooveel van elkaar, dat hun levens toch gevuld waren vervuld van elkaar. Wie weet waren ze vaneen gedreven, als er kinderen waren ge weest. Nu leidden ze geen gehuwd be staan in twee helften, maar één leven, en ze. waren gelukkig. Maar nu Mien dood en begraven was, had Nelis niets meer, om voor te leven. En toch wil een mensch ergens voor leven, ook als liïj niemand heeft, en zijn hart wil ergens aan haken en hangen. Dus kwamen er hij Nelis van Stiel oude ideeën en oude neigingen hoven. Doordat hij naar de maan keek terwijl zijn hart niet werd getrokken door Mien in de keuken, ging hij met zijn ge dachten den anderen kant opnaar de werkbank in de wagenschuur. Op die werkbank was het een warwinkel van gereedschap en koperen raadjes en staafjes en stukken metaal en hout en boeken en fleschjes en veeren. de chaos, waaruit hij hoopte (of ten minste gehoopt had) ooit zijn klok te scheppen. Toen Nelis soldaat was dien tijd had hij al haast veertig jaar achter den rug was hij met zijn kameraden Itooding en Lantema naar een plane tarium wezen kijken, dat een doodge wone man, een arbeider, had gebouwd. IT ij was er jaloerscli op geworden, dat iemand zoo kon genieten van den sterren hemel en zich in zoo'n werk had kunnen vermeien. En na zijn dienstjaren was het plan van de klok in hem gegroeid - doordat hij zoo dolgraag wilde werken met de hardheid en gladheid van me taal, 'en doordat hij, buiten die twee kameraden, niets anders in 't leven had. Hij wou een klok construeeren, maar dan een klok, waar geen andere klok tegen opkon; een, die nauwkeurig en uitvoerig den tijd aanwees. Niet enkel uren en minuten en seconden, maar ook den dag van de week, den datum, en opkomst en ondergang van zon en maan; met een paar aardigheidjes: een- haan, die de zon uitkraait, en een slang, die in wijdgesperden bek de maan opvangt. Vóór zijn trouwen had Nelis van Stiel heel wat avonden aan de. klok be steed. Hij was begonnen met stndeeren, in boeken en in oude klokken, tot hij precies wist, hoe 't zou moeten. Toen kwam het piekeren, hoe hij 't aan moost pakken, om een fraai formaat te krijgen, en ge,en log bakbeest. En eindelijk kon hij zijn hart ophalen aan het eigenlijke werk, met raadjes en schroefjes en palletjes, metend en vijlend en slijpend. Er was, toen hij trouwde, nog niets dat op een klok geleek, maar 't kon en 't zou komen, als er vrije uren genoeg op over schoten. Er warengéén vrije uren genoeg op overgeschoten. Negenentwintig jaar was Nelis getrouwd geweest, en in dien tijd had hij weinig méér kunnen doen, dan den boel hij elkaar houden en schoon houden. Hij vijlde soms een paar tand jes hij, en hij zat soms te rekenen, met kwart - millimetertj es; maar verder bracht hij 't niet. Want Nelis van Stiel was een man, die plichtsgevoel had en doorzettingsver mogen, en een man die van zijn vrouw hield. Zijn huwelijk had hem naar het boerenwerk verwezen, en hij had het geda ,an, alsof hij er een heilige roeping in voelde. De klok kwam later nog wel eens. Ooit. Als hij tijd kreeg. Zooals iemand, die een uur loopen moet naar huis, in den regen en tegen den wind in. en dan voortstapt, gebogen, maar ferm en zonder morren hij denkt niet, maar wéét toch: te zijner tijd zit ik droog en veilig in mijn stoel zoo had Nelis zijn taak als boer vervuld. En de klok kwam nog wel. Ooit. Als hij tijd kreeg. Nu de vróuw er niet meer was, trok het hart van Nelis van Stiel met nieuwe jeugd naar de klok. Maar hij kwam er niet aan toe. Nü moest hij naar binnen om een boterham te eten, en zoo was er den lieelen dag wat. Straks de kippen en de varkens voeren, en den heelen ochtend schoffelen en wieden, en zoo ging je maar door. 't Werk hield zijn eisch. Aan de klok kon hij pas werken zoo werken, dat hij opschoot als hij wat ruim in zijn tijd en zijn losse geld zat. Zoover kwam 't nooit, als hij den boel aanhield. Verkocht hij zijn plaats, dan kon hij doen wat luj wou. Hij mócht verkoopen kinderen had hij niet, en familie van zijn vrouwskant evenmin. Hij had niemand dan zijn zuster Anna en haar zoon Willem, en van dien jongen trok hij zich niets aan. Itooding had 'n behoorlijk bod gedaan op den grond langs de Oude Vaarteen gulden den meter. Oihg hij er op in, dan

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 24