Vasenol
J ZWARTKOP SHAM PO DOR- BLOM)
limit
26
on op een schoen on een slof beklimt
men geen godenberg. Hij was trouwens
geen arme sukkel. Met zijn vaders zaken
was bij slecht op de hoogte, maar zooveel
wist. hij toch wol: zijn vader kon zich
roeren financieel, en voor de zijnen
doen, wat hij wilde. Ilij ging eens met
zijn vader praten. De kogel moest nu
maar meteen door de kerk.
Han stond op, liep naar het raam en
keek naar de glazen deuren van het
huis in de Heinsiuslaan. Niet lang.
Hij ging terug naar zijn bureau, en deed
zijn werk, vastberaden en goed. De
provinciale-wereldsohokken plantte hij
over naar zijn stadskrant, zoo rustig,
en toch vlug, en toch nauwkeurig, als
hij 's morgens zijn overhemd vast
knoopte. Even vóór het eten was hij
klaar, en logde hij het pakje voor den
zettersjongen op de brievenbus.
Aan het einde van den maaltijd
vroeg Han:
„Hebt u straks even tijd voor me,
vader? Ik wou u eens spreken."
„Dat kan nu ook," zei Rooding;
„of zijn 't geheimen?"
Han keek naar zijn moeder en zijn
zusters. „Heelemaal niet," zei hij;
„maar 't is half over zaken, en boven
praten we rustiger."
„Goed; ga dan maar meteen mee,"
zei Rooding. „Als er thee is, geef je wel
een schreeuw, hè, vrouw?"
Zij gingen de trap op, naar Rooding's
werkkamer. Daar hingen kaarten en
blauwdrukken aan de muren, en de
groot.e tafel in 't midden lag vol rollen
en stukken passerdoos. In een hoek
stond een rooktafel met twee kleine
fauteuils. Daar gingen ze zitten. Een
sigarenkistje en een sigarettendoos gin
gen open.
„Zoo, knaap," zei Rooding, „biecht
maar op,"
„Nu, vader," begon Han, „ik heb
altijd willen schrijven, zooals u weet...."
„Ja," zei Rooding.
„Daarom ben ik journalist geworden.
Maar aan de krant, schrijf je niet ten
minste niét in zoo'n baan als ik heb.
Ik neem telefoon op en ik knip en plak
en ik verbeter taalfouten, maar ik
schrijf geen twee zinnen per dag."
„En je verslagen dan?" zei Rooding.
„Daar zit geen vleesch aan, en als je
er gevoelig of humoristisch in wordt,
maak je je belachelijk. Nee, vader, aan
die krant is 't niks. Ik wou er vandaan."
„Zoo," zei Rooding wantrouwig.
„Wat wou je dan?"
„Reizen en onderweg overal over
schrijven."
„Ja ja," zei de vader licht spottend.
„Uitgaan en af en toe een brief schrij
ven, hè? Wat verdien je daarmee?"
„In 't begin niet veel," gaf Han toe.
„Maar er is wat mee te bereiken, als je
talent hebt; en ik wéét, dat ik talent
heb. Ik maak me sterk, dat ik me in een
jaar tijds er in heb gewerkt bij de inter
nationale bureau's. Als ik me een jaar
lang zelf kan bedruipen, verdien ik
daarna viermaal zooveel als nu. En ik
bén iemand."
Rooding rook lont. „En hoe wou je je
dat eerste jaar redden?" vroeg hij.
Hart keek even weg, en toen weer
recht in het gezicht van zijn vader.
„Wilt u me nu even kalm laten uit
spreken, vader? Ik loop naar de dertig,
dus u begrijpt wel, dat ik niet graag
mijn hand ophoud. Maar ik voel me op
't oogenblik als iemand, die een zake
lijke transactie met u bespreekt. Ik
heb zóó gedacht. Die reizerij kost een
tientje per dag, heb ik uitgerekend. Ik
zal al heel gauw wat verdienen, maar
hoeveel dat wordt, kan ik niet schatten.
Op zijn hoogst heb ik dus driehonderd
gulden per maand noodig. Ik heb een
Gezonde kinderen, gelukkige moeders! Het
vethoudend VASENOL Wond en Kinder
poeder beschermt de teere huid betrouw
baar tegen verwondingen
en prikkelingen.
Hij had erg veel lust, om 't te doen.
Voor die negen mille kon hij zich ergens
inkoopen er zijn van die gestichten....
Een beetje meewerken in den tuin, en
verder zijn klok.Als hij 't huis,
met den grond er Omheen, verpachtte,
hield hij nog een inkomentje ook. Een
nette jongen, die trouwen ging, zou 't
spulletje graag hebben, en kon er
prachtig in boeren.
Maar Willem bleef er uit!
Rooding kwam wel weer eens aan-
loopen; dan praatten ze verder.
En Nelis van Stiel, die tientallen
jaren boer was geweest, schijnbaar met
hart en ziel, maar die stiekem, half
onbewust, steeds jeugdig had gehunkerd
naar metaal en een montagebank, liep
de wagenschuur in en liet ruwe en
gladde raadjes door zijn vingers schui
ven.
ZESDE HOOFDSTUK
Alwéér gooide Han Rooding zijn bos
krantjes op zijn bureau en schoof hij
er den open plakpot, en de schaar
naast. Hij ging zitten en trok het adres
bandjevan het Lotterhovensche Nieuws
blad. en speurde, streepte aan, knipte,
plakte, bewerkte.
Maar minder dan ooit ging het van
harte en vaker dan ooit dwaalde zijn
blik door het raam naar de tuindeuren
van Adri's woning. Het regende niet
meer, maar de wind stond op die achter
deuren, dus bleven ze dicht. En Adri
kwam niet- buiten, 't Zelfde liedje als
gisteren. Han had het land. Ilij had liet,
verkwikkende perspectief zoo noodig,
en kreeg liet niet, door dat lamme weer
Han keek kolommen door, maar las
niet, want hij dacht aan Adri. Over den
tijd van zijn malle verliefdheden was hij
heen, dacht hij, en hij wés ook niet ver
liefd op Adri. maar hij vond het heel
prettig dat, hij haar had leeren kennen.
Zulke meisjes als zij was, zoo vond je er
niet veel. Als hij had moeten zeggen,
wat er aan haar ontbrak, zou hij 't echt
niet geweten hebben. Ze was knap,
maaT niet nesterig; ontwikkeld en
verstandig, maar geen blauwkous. Ze
was een jolig, klein ding. en voornaam
tegelijk. Geen meisje handelde met
zoo zuiveren tact, en sprak zoo on
bekommerd oprecht, als Adri. Kon zij
doen. Haar doen en spreken was de
uitademing van haar wezen, en je kunt
onbekommerd geuren, als je roos bent!
Omdat Han Adri zoo bewonderde,
wou hij haar zien en graag bij haar zijn;
en om dezelfde reden wou hijweg.
Han was zijn schaar en zijn rubriek
binnenland beu; hij voelde zich daar
mee een prutsertje. Hij kón, dus wou
en zou en moest hij, iets beters uitvoeren
in de maatschappij. Anders was hij,
tegenover Adri, een té erg onbenullig
heidje.
Tegenover zoo'n meisje wou hij
staan als een figuur, die wat beteekende.
Nu hij haar had leeren kennen, moest
ze een rol blijven spelen in zijn leven
dat kon niet anders dus werd ze in
zijn geest een drijfveer te meer, om
naar de voldoening te streven van zijn
oude eerzucht. Vóór hij Adri kende,
had hij willen reizen en schrijven uit,
hunkering naar activiteit, avontuur
en eer. Hij wilde het, nu nog, maar nu
bezielde hem óók de wensch, tegenover
Adri, of néast Adri, een goed figuur te
maken.
Derhalve: zijn baan laten schieten,
en de wereld in trekken om zich op te
worstelen, tot schrijver of ontdekker of
diplomaat of wat ook? llan was niet
irroen genoeg, om te meenen, dat men
ijzer kan breken met twee handen en
wat geestdrift. Een mensch moet eten,
r
de zeepvrlie' n,et
M gezond hoor gee* rJKQP"