VERSTORING VAN EEN
KALM BESTAAN
J
10
Vrij bewerkt naar Townend door A. G.
Met i 11 u sira tie s van B. ten Hove
Er lagen villa's aan beide kanten van den weg,
groene grasperken, en goed onderhouden
tuintjes. Op eenigen afstand strekte zich een
onbebouwd stuk land uit. opgevroolijkt door
wilde bloemen en reclameborden van makelaars,
terwijl verderop de bosschen waren en golvende
heuvels, onder den blauwen, onbewolkten hemel.
Kapitein Kuiper van het s.s. Arpella, pas uit China
aangekomen, bemerkte dat zijn neiging tot het doen
van nieuwe ontdekkingen hem naar de uiterste
grenzen der groote stad had gevoerd. Hij wist niet
precies waar hij zich bevond, daar hij niet op den weg
gelet had, maar hij was op onbekend terrein, en
hij was vroolijk gestemd. Spoedig zou hij alleen zijn
met de natuur, de hoornen, het gras, de vlinders, de
zingende vogels en de eekhoorns, en konden de
zorgen van een scheepskapitein voor een poos opzij
gezet en vergeten worden.
Een gezette, blonde dame in het. rose, die pakjes en
een boodschappenmand droeg, liep langzaam voor
hem uit.
Kapitein Kuiper bekeek haar. niet zonder belang
stelling.
Misschien was zij vermoeid, geen wonder met die
hooge hakkenHij hield haar voor een slavin van de
mode, en had medelijden met haar. Haar rok was
ettelijke centimeters te kort. Alle vrouwen waren gek,
dacht hij. Misschien had ze last van de hitte. Zoo te
zien was dit best mogelijk.
Toen zij bij een groot rood-steenen huis was ge
komen, met blauw en witte markiezen en een met
blauwe-regen overgroeid terras bleef ze staan. Als
ze thuis is, dacht kapitein Kuiper, waarom gaat ze
dan niet naar binnen? Langzaam duwde ze het
ijzeren hekje, dat op een kier stond, open.
Met moeite beklom ze het steenen trapje, dat naar
het tuinpad leidde. Ze aarzelde, alsof ze niet wist wat
ze moest doen, en toen liet ze plotseling haar bood
schappenmand en pakjes vallen, streek met de hand
over haar voorhoofd, zakte inéén en kwam in zittende
houding op het grasperk terecht.
Kapitein Kuiper was een man van de daad. Hij
begreep dat de gezette, blonde dame door de hitte was
bevangen en hij moest trachten haar zoo spoedig
mogelijk in huis te brengen.
Hij snelde op haar toe.
Is er iets niet in orde, mevrouw?" vroeg hij, ter
wijl hij zich over haar heen boog.
Ze liet haar handen langs haar lichaam vallen en
keek hem aan. Haar gezicht was hoogrood, in haar
groote, kinderlijke blauwe oogen lag een smeekende
blik, ze hijgde naar adem, haar blond haar hing sluik
onder den kleinen, nauwen strooien hoed. Ze leek een
toonbeeld van goedheid, hulpeloosheid en berusting.
,,Ik zit hier niet voor mijn plezier," zei ze zwak.
Kapitein Kuiper, doortastend als altijd, nam de
leiding.
„Mevrouw," zei hij, ,,u moet uzelf aan mij toever
trouwen. Ik ben een getrouwd man met dochters, ik
zal u wel helpen."
Hij was er trotsch op. de juiste woorden gevonden
te hebben.
„Dank u," zei ze. „De zon was zoo heet dat ik
heelemaal niet meer wist waar ik was. Noqit geweten
dat het me zoo kon aanpakken."
Hoewel klein van postuur wat een teer punt
van hem was en mager, was kapitein Kuiper
sterk. Dikwijls hadden matrozen, misleid door zijn
vriendelijk, zachtzinnig uiterlijk, hun vergissing
betreurd.
De gezette dame in het rose was zwaar, maar niet
zóó zwaar, dat hij haar niet overeind kon krijgen en
met één arm om haar middel haar tot huis kon
ondersteunen
„Mijn pakjes," zei ze.
„Die heb ik al, mevrouw, steun gerust op mij,"
haastte hij zich te antwoorden. De gezette dame ver
trouwde zich aan hem toe. en met moeite kreeg hij haar
de stoep naar het groote terras op. De deur was open
en ze strompelden een koele hal binnen met stoelen,
een bank en een ronde tafel, waarop een Chineesche
vaas stond, gevuld met roode rozen. Aan de muren
hingen schilderijen in vergulde lijsten. Op den ge-
boenden parketvloer lag een dik Perzisch tapijt. Een
trap leidde naar een bovenverdieping.
„Is er iemand thuis?" riep kapitein Kuiper.
Er kwam geen antwoord, maar boven zijn hoofd
hoorde hij voetstappen. In een kamer op de eerste
verdieping liep iemand heen en weer, blijkbaar in
opgewonden, prikkelbaren staat.
De gezette dame had haar oogen weer gesloten, ze
ademde moeilijk. Daar hij vreesde dat zij flauw zou
vallen, leidde kapitein Kuiper haar naar de bank.
waarop ze met een zwakken kreet in de kussens
neerzeeg.
Het geluid van voetstappen boven zijn hoofd had
opgehouden. Thans kon hij duidelijk een meisjesstem
onderscheiden: „Ik wil niet, ik wil niet! Ik zeg je dat
ik niet wil, het kan mij niet, schelen als je moet gaan
bedelen, daar!"
Kapitein Kuiper wachtte totdat de gezette dame
hem zou uitleggen wat er gebeurde. Haar gezicht had
echter alle kleur verlorenze scheen een be
zwijming nabij.
Haastig opende hij een deur en betrad
een eetkamer, waar, op het buffet, 'n karaf
met water stond.
Juist toen liij met een glas water in de hal
terug was, vloog een .hoog-gehakt, wit sa
tijnen damesschoentje, dat van de boven
verdieping naar beneden gesmeten werd, vlak
langs zijn hoofd, smakte tegen den muur en
viel op den grond, te zamen met stukken ge
broken glas van een schilderij.
Verschrikt keek kapitein Kuiper naar boven,
maar zag niemand. Hij hoorde de meisjes
stem zeggen: „Wil je weggaan? Versta je
me, oude idioot!"
Kapitein Kuiper keek de gezette dame
vragend aan, thans ontmoette hij een ver-
haasden hlik, doch zij sprak geen woord. Hij
gaf haar het glas water, waarvan ze gretig
dronk.
„Dank u," zei ze, „ik ben al veel beter,
maar mijn voeten doen nog wel zeer."
Een deur werd met kracht dichtgegooid
en een oudachtig heer in hemdsmouwen
kwam haastig naar beneden.
vloog een 'hooggehakt dames-
se hoentje Hak langs zijn hoofd
jT 1
UOUWOIH'J"
/Mum
Een gezette dame liep langzaam voor hem uit.
Hij was tamelijk dik en had een kaal hoofd, zijn
gezicht was glad geschoren, rond en bleek. Hij droeg
een bril met schildpad-montuur en dikke glazen, die
zijn ronde oogen ronder en grooter schenen te maken
dan ze in werkelijkheid waren;. hij toonde, niet de
minste verbazing toen hij kapitein Kuiper gewaar
werd.
„Ik heb alles gedaan wat ik kon," zei hij, „en ze
wil maar niet naar re.de luisteren."
Na, een voorziclitigen, zijdelingschen blik op de
gezette dame antwoordde kapitein Kuiper: „Wil
ze niet? O!"
„Is dat niet verkeerd van haar?" sprak de gezette
dame. Ze zuchtte en wreef haar enkels met haar
hielen en kapitein Kuiper zag dat ze haar schoenen
had uitgetrokken.
„U vindt het toch niet erg?" vroeg ze.
„Natuurlijk niet," zei kapitein Kuiper.
De kaalhoofdige man knikte: „Zoo is het,. Waarom
niet? Ik zei tegen mevrouw Hennig: Cecilia, laat me
niet alleen met die Nettie, ze is niet meer verant
woordelijk voor haar daden."
„Dat, weet, u niet," zei de gezette dame.
Een deur op de eerste verdieping kraakte en de
kaalhoofdige man stak zijn vinger in de hoogte. „Ze
luistert." zei hij.
„Zoo, doe ik dat?" riep een meisjesstem. „Doe ik
dat?"
Een tweede wit, satijnen damesschoentje trof den
corpulenten. kalen man tegen liet hoofd. Hij uitte
een scherpen kreet en viel in een armstoel neer.
„Een wilde kat," zei hij. „Ja, mijnheer, ze is een
wilde kat, dat meisje. Ik zou nog liever heel alleen
tegen een tijger vechten. Dat zei ik tegen, mevrouw
Hennig!"
De gezette blonde dame gilde toen een wit, satijnen
japon over de leuning naar beneden kwam fladderen
en als een vaatdoek aan de albasten kap van het
electrische licht bleef hangen. Een witte kanten
sluier en witte zijden kousen volgden.
„Daar!" zei de kaalhoofdige man. „Wat heb ik u
gezegd? Niet, voor rede vatbaar." Hij zette zijn bril af
en streek met een zijden zakdoek over zijn oogen.
„Ze zal zich van kant maken, dat zal ze. Ieder
oogen blik verandert ze! Zoo is Nettie. Ik waar
schuwde hen, maar ze wilden niet luisteren. Ik ken
dat meisje, je kunt haar niet. vertrouwenZe gaf haar
woord, zeiden ze! Wat is een helofte voor haar?"
Boven liep het meisje, Nettie, weer heen en weer.
Plotseling hoorde men een bons, alsof er iets zwaars
op den grond viel, en toen werd het, stil.
De corpulente, kaalhoofdige man, die weer half
overeind was gekomen, zonk terug in zijn stoel.
„Ik wist het,! En als mijnheer Karlsen komt, en hij
zal komenmisschien mevrouw Hennig ook, zullen
ze het me nooit vergeven!"
Hij richtte zich tot kapitein Kuiper: „Vriend, ga
eens naar boven, en kijk of ze zich bezeerd heeft. Ik
durf zelf niet meer bij haar te komen."