13 WOUTER VAN TROOSTWIJK, 1782-1810.Aan het einde der eeuw ontstaat weer voorzichtig een landschapschilderkunst, geënt op den ouden stam. Aan Troostwijk kan men, nu nog, niet alleen aandacht maar ook bewondering geven. behangsel schilders waren afgedaald, die de eer van bot Hollandsche schilderen gedurende de achttiende eeuw hebben hooggehouden, 't Zijn als altijd de portretschilders. Onder die portretschilders zijn de beide leerlingen van den te Dordrecht geboren, doch te Amsterdam arbeidenden Arnold Boonen Cornelis Troost en .Johan Maurits Quinkhard, de belangrijksten. JAN MAURITS QUINKHARD, kunsthandelaar en schilder, maakte in 1732 dit stuk met de portretten van de zes overlieden van het Chirurgijns- gilde te Amsterdam. Het portret tegen den wand rechts is dat van professor Roeit. die in hun opvatting het genreschilderen naderen. Het regentenstuk behoudt tot het einde der eeuw aandacht: Aert Schouman schildert zijn regenten stuk in het raadhuis te Middelburg in 1787 en Wijbrand Hendriks, geboren Amsterdammer, die zieh in 1776 te Haarlem vestigt, schildert levensgroot in 1785 de regenten van Teyler's Hofje. De overgang naar de 19de eeuw is te bezien in de werken van den te Tilburg geboren Adriaan de Lelie. Hij vertolkt het enthousiasme van geleerden, van kunstenaars en dilettanten op „de lezing van Prof. van Swinderen" (1788) en op „de anatomische les van Prof. Bonn" (1792). Maar vooral „de Teekenzaal" (1801) en „de Beeldengalerij" (1807) van Felix Mentis zijn in al hun eenvoud en „droogte" toeli zeer amusante schilderijen. Zij vertellen ons van het enthousiasme voor het klassicisme, waartoe ook de leek zich door stu- ADRIAAN DE LELIE, te Tilburg in 17-55 geboren en te Amster dam in 1S20 gestorven, schil derde dit portret van den dichter Barend Klijn Barendsz (1774-1829). die toegang kon verschaffen. Ook aan het eind der achttiende eeuw schildert Hol land. De teeken genootschappen rij - zen in de Holland sche steden uit den grond. Allerwegen is de belangstelling en de goede wil heel levend en het is vooral hierop dat zich een opti misme grondvest voor de volgende eeuw. ADRIAAN DE LELIE vertolkte het enthou siasme van geleer den. kunstenaars en dilettanten in enkele schilderijenHier naast is afgebeeld zijn werk „De tee kenzaal van Felix Meritiste Am sterdam in 1807, waar de kunstzin nige leden zich wijdden aan model- teekenen. De liefde voor de teekenkunst heeft aan het einde van de achttiende eeuw stellig bijge dragen tot het vor men van een vrucht baar Maecenaat. Het regentenstuk, dat na „de Staalmeesters" niet hooger stijgen kon, vond daarom nog wel talentvolle toewijding. Te Haarlem schildert Frans Decker de regentessen van het Elisabeth-gasthuis, terwijl Carel de Moor uit Leiden een regentenstuk met kwaliteiten schildert in het Haagsche raadhuis. Maar het „Collegium Medicum" van Cornelis Troost is een waar meester stuk. Van de opgeblazen waardigheid der doctoren heeft Troost niets in het duister gelaten, dank zij een macht over verf en penseelen, die zeker zoo groot is als die van Van der Helst. In een ander soort werk, half pastel, half waterverf en krijt, heeft Troost met geslepen opmerkingsgave de dwaasheden en heb belijkheden, malle strijkages en drastische vrijages van de menschen van zijn tijd buiten gewoon weten te. karakteriseeren. In een klein zaaltje van het Maurits- huis hangen de teekeningenbekend als „Een kransje bij Biherius". Het gaat over een let terkundig vrienden- kransje, dat. van lieverlede ontaard was in een slemp- college, een dronke manspartij) zonder weerga, waarin Troost zich den verren nazaat van Jan Steen toont. Quinkhard is zeker de mindere van Troost, hij moge tekort schie ten in de teeke- ning, maar hij heeft een warm, aange naam coloriet. Zijn jong gest orven zoon Julius Quinkhard, Philips van Dijk, H ierony mus van der Mij en Troost.'sleer- ling Jacobus Buys zijn de aantrekke- lijksten onder de portretschilders, (Foto's A ss. Corr.- Fotodienst Rijksmuseum)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 15