MIDZOMER NACHTS KLUCHT I a door Léon. Maurier Dus onthoud 't nou, kind. Om één uur vannacht moet je zorgen dat je voor het achterste raam staat en van te voren moet jé den tuin man even de ladder tegen den muur laten zetten," fluisterde Léon Beauton en kuste in teedere om helzing zijn lieveling, waarna hij met een zakelijk gebaar een stofje van zijn mouw knipte. Toen kuste hij weer door. Hij zei dat. zij de liefste, liefste, aardig ste enzoovoorts was, hetgeen zij beaamde, want zij kon zichzelf goed uitstaan. „Ik. ik vind het zoo opwindend, zoo. zoo griezelig," bibberde Nanette in Léon's zomer- eolbertje. „Vind je mij griezelig? Zei je dat?" „Neen, lieverd, jou niet; eerlijk gezegd ben jij de held van m'n droomen. Ik heb altijd verlangd om door een man met. een bril op geschaakt te worden. En nou kom jij vannacht.. Heerlijk!" zuchtte Nanette in verrukking. „Waarom begin je nu weer over mijn bril? Kan ik het helpen dat ik zoo slecht zie?" bromde Léon ietwat wrevelig. Was 't zijn schuld dat ie zoo kippig was? Den eenigen keer, dat hij zijn bril had thuis gelaten, had het hem driehonderd francs en een verbrande kin gekost, doordat hij voor Nanette's deur per vergissing een politieagent, had gekust, welke laatste clandestien een sigaar rookte onder diensttijd. „Je moet niet boos op me worden, m'n kleine, lieve schakertje; ik bedoelde 't. niet zoo. Maar vind je niet dat het een erg spannend avontuur zal worden, zoo met ons tweetjes op die ladder? Moest er eens een sport breken, Léon. Vind je 't niet geweldig?" „Ja. eh. nogal." Hij kon er de aardigheid echter niet van inzien. Die Nanette kon soms met zulke onbehaaglijke dingen voor den dag komen. Niks aardig zoo. Enfin, dat zou hij maar op den koop toe nemen. 't. Was toch eigenlijk we.1 een ge waagd spel om haar vannacht daar uit dat raam te schaken. En dan die ladder.... hu.... maar niet aan denken. „Nou schattie, ik moet gaan en jij ook. Je weet dat ik even moet gaan kijken of mijn wagen gerepa reerd is. Ik kan je slecht, in een kruiwagen schaken, niet?" Hij kuste haar hevig en zei dat hij haar nooit, of nooit, of nooit zou kunnen verlaten en toen ging hij weg. Hij wuifde nog twee keer en boog galantden derden keer schoof hij weg over een bananeschil, waarop Nanette een verheugd gilletje liet hooren en den tuin inhuppelde. „Ja, hoor es hier, meneer Marcel," zei de dikke 1 Mei illustraties van Frans Piët ober van het restaurantje „De Herkauwer", „as je nou echt van dat meisje houdt, moet. je 't. ook laten merken. Je moet épvallen, ze moet zien dat je iets anders bent. Voordat ik met mijn Mariette trouwde, had ze me nog bijna nooit gezien, laat staan ge sproken. En er woonden veel knappe jongens in haar straat.. Maar ik begon eiken avond een offensief in den vorm van een saxophoonsolo, totdat haar mama naar een zenuwinrichting en haar vader naar de wintersport ging. Kon ie toen nog doen. Nou. Mariette merkte me ook op. Zij goot zeven keer een koffiepot over me leeg, totdat zij bedacht, dat zij de koffie evengoed in dan over mijn lichaam kon gieten en zij noodigde mij eiken avond uit, wat koffie te komen drinken. De liefde van een man gaat inderdaad door de maag en 't was lekkere koffie. Nou zit ik er mee in." „Nou," vergoelijkte Marcel Bartoux, „je hebt toch een aardige vrouw, niet?" „Gewoontjes, meneer Marcel, heel gewoontjes. Maar óm nou op die affaire terug te komen, laat je nou es goed zien aan dat kind. Je bent een knappe kerel ennee, dank je, ik rook nietik zei je bent, een knappe kerel en al ben je dan niet zoo eh. bemiddeld, dan wil dat nog niet zeggen dat zij niet van je kan gaan houden. Weet je wat je moest doen? Je moest, haar schaken!" „Ja, schaken, kijk maar niet zoo gek. Ik zei schaken. En je moet nu direct, een briefje laten afgeven, aan haar persoonlijk natuurlijk, dat, haar minnaar haar vannacht komt schaken. Zie je, dan schrikt ze niet zoo." „Je bent gek," zei Marcel, zoo koel als een meloen. „Nou, je denkt ook niet erg voorbeeldig over mijn geestestoestand De dikke ober keek met één oog lachend naar Marcel en met. het andere zorgvol naar het glaasje, dat hij omspoelde. „Je vindt het zelf heelemaal niet, zoo gek, maar je bent bang voor de politie." „Zoo lollig is een cel ook niet." ,,'n Gel, haha, 'n celman, houd op.hahalia. een cel. hihihiü' en met een hoogen gil eindigde de pret van den ober. „Jongen, jongen, laat jij me even lachen.... haha. 'n cel. Man, dacht je dat er ooit een meisje was dat zich niet zou willen laten schaken? Je moet mij noodig de vrouwen leeren kennen. Mijn Mariette wilde ook wel geschaakt worden. Graag zelfs, maar we hadden geen ladder. Dus as ik jou waso, dag, mevrouw.... meneer.... kleintje koffie, half om. zeker. moment." De ober verdween en Marcel zat alleen in gedach ten verzonken. Hij peinsde en peinsde en peinsde, totdat hij ont dekte dat obers bij wijze van uitzondering heel ver standige wezens kunnen zijn. Het plan om zoo maar een engel te schaken want een engel was zij had hij in het begin ge woon idioot gevonden, maar goed beschouwd, was het voor hem de eenige manier om haar te t.oonen, dat er nog andere mannen op de wereld waren dan die gele, magere, brildragende, dandy-achtige krekel, die eigenlijk meer op den bruidsschat wachtte dan op de bruid. Bah. wat was dat een creatuur, 'n bodem loos vat. Als ik Deii derden keer xchoof hij weg over een bananeschil. „Pardon, meneer," stoorde een stem hem uit zijn overpeinzingen. Marcel keek verwonderd op. Er stond een klein mannetje, gekleed in vest, broek en twee hemds mouwen, bij zijn tafeltje; hij glimlachto en vertoonde hierbij twee gele tanden, waarvan er één verheugd naar voren schoot, telkens als hij de letter „s" uitsprak. Dit klonk hijgevolg als „sl" en zijn stem had den klank van een platgetrapten vuilnisemmer. „Waarmee kan ik u van dienst zijn, eh.... meneer?" vroeg Marcel. „Mag ik meneer een raad geven?" De kleine man grinnikte verlegen en plukte eenigszins zenuwachtig aan 'n nietig rood stropdasje met vuil-witte balletjes. ,,'n Raad geven?" vroeg Marcel verwonderd. „Ja, u moet mij niet kwalijk nemen dat ik mij met uw zaken bemoei. Ik. eh. ik zat hier juist aan dit tafeltje en hoorde toevallig uw gesprek met den ober. IJ moogt het brutaal van me vinden, maar toen u praatte, ving ik, zonder dat dit m'n bedoeling was, iets van uw gesprek op. En u ziet, ik ben niet jong meer; ik heb veel levenservaring en ik kreeg zoo opeens de gedachte, dat ik u een goeden raad moest geven. Het is misschien indiscreet, ik ken het meisje niet, waarover u sprak, maar ik moet u dringend aanraden te doen wat de ober zei. Het is werkelijk dé manier om haar hart te overehmeeste ren." „Te wat?" „Te veroveren, ik zeg te veroveren. Ziet u, meneer, dat is bij elk meisje hetzelfde. Je. moet ze plotseling imponeeren met iets geweldigs. Dat is mijn raad, meneer, en 't is voor u het beste als u hem opvolgt." Marcel kreeg opeens 'n groot vertrouwen in dezen eigenaardigen kleinen man, die zich zoo plotseling ontpopte als de wijze raadgever in zijn overtollige hartsproblemen. „Ja, ziet u. eh. meneer," zei hij, „ik kan u de geschiedenis wel vertellenik geloof, dat u geen misbruik.-van mijn vertrouwen zult maken. Ik ben eigenlijk werktuigkundig ingenieur, maar ik heb het met al mijn diploma's niet verder kunnen brengen dan tot. taxi-chauffeur. Nu houd ik van een meisje,' meneer, 'n meisje zoo mooi, die oogen, meneer, blauwe vergeet-mij-nietjes, wangen als rijpe perziken, 'n figuurtje als een slanke hinde „Plagiaat," zei het mannetje. „Watehhè?" „Ik zei niets. Gaat u door, gaat, u door." „Nu dan, dat meisje is de dochter van een staal- koning en daar kan ik niet mee in aanraking komen in mijn positie van taxi-chauffeur. Nu schijnt zij, tegen den wil van haar vader en tegen den mijnen, maar dat, weet ze niet verloofd te zijn met een lanterfanterenden, uitgaanden dandy, met 'n vracht air en 'n klein autootje. Ik heb zoo den indruk, dat ie meer om haar gehl geeft dan om haaf. Dus nu moet ik zorgen dat ik er dien knaap op een eerlijke manier uitwerk en dat vind ik een hopeloos iets." Toen begon liet kleine mannetje te fluisteren, 'n half uur aan één stuk, tot hij zelf alles van het meisje wist en Marcel had overtuigd, dat Jiij haar inderdaad moest schaken en wel zoo vlug mogelijk, b jvoorbeeld vannacht al! „Vannacht al?" fluisterde Marcel eenigszins beverig. „Juist vannacht. Marcel," antwoordde het man netje, dat zich in het halve uurtje al had aangewend, Marcel bij zijn voornaam aan te spreken en reeds vier glaasjes bier van hem had leeggedronken. „Als ik jou was, Marcel, ging ik vannacht om 'n uur of een en dan liet ik van te voren een briefje aan haar persoonlijk afgeven, dat zjj niet behoefde te schrikken als ik midden in den nacht mijn mooien kop door haar raam zou steken. Je moest het maar doen: misschien laat zij het raam wel voor je open. maar dat zij naar je uitkijkt, weet ik zeker. Nou moet ik gaandus. „Ik doe het!" zei Marcel met een vastberaden stem. doch innerlijk zoo zenuwachtig als 'n elastiekje. „Vannacht om één uur doe ik 't. Misschien zien wij elkaar nooit weer, maar ik dank u in elk geval reeds voor uw raad. Ik geloof beslist dat het de eenige manier is." Het mannetje weerde met zijn linkerhand allen dank af, terwijl hij met zijn rechter liet vijfde glaasje

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 20