.1 N in den
dierentuin
w.;W:£i
beer mei z n ree.de stevge
nagels besnuffelt
den voorraad, dien
kleine broer heeft
meegebracht.
Het geitebokje houdt van stoeien en dollen.
De aangeboren schuwheid of
vrees voor vreemde of wilde
dieren, die bij sommige kin
deren al lieel groot, is, maak>
spoedig plaats voor belangstel lende
toenadering en zelfs voor ver
trouwelijkheid, wanneer we het
kind in aanraking brengen met het
jonge dier, zoolang dit nog geen
gevaar oplevert voor zijn omgeving
door de uitleving zijner natuurlijke
driften en zijn instinct tot zelf
behoud. Daarom is het ook uit
zuiver opvoedkundig oogpunt zoo
Een berggeitje, dat al gewend in, om
door de jeugd in den arm te worden
genomen. Als het. volwassen is zid
hel niet zoo gemakkelijk meer gaan
[)i gans heeft alle schuwheid verloren en komt
het lekkere hapje zelf aan den wagen afhalen.
Ken klantje suiker is een delicatesse voor
den olifantenbaby. Zus heeft haar natuur
lijke vrees voor het vreemde wezen hierbij
overwonnen en weet al precies waar ze de
versnapering moet depo-neeren.
i'j goed, de kleinen eens mee te nemen naar den binder
ij— dierentuin, waar ze behalve de meeste huisdieren
4 4B ook van nabij de jonge wilde dieren kunnen
'j. gadeslaan, ja, deze vaak in den arm kunnen nemen
of zelfs met hen kunnen stoeien en ravotten zonder
gevaar voor letsel. Men kan daar alleraardigste
tafereeltjes gadeslaan en het is opmerkelijk, hoe de toenadering
tussclien de kleuters en het, jeugdige dier vaak even spontaan is als
wèderkeerig. Onze fotoserie toont u enkele vermakelijke momenten
van dit ongewone contact tnsschen kleuter en dier.
Niet zoo dringen, hondjes, jullie krijgt allemaal je portie!
(Foto's Scherl-Feil inga)