c
5
DE GESCHIEDENIS
VAN EEN JAMPOTJE
TOMMIE'l AVOMTUREM
VOOR DE JEUGD
reokeiiingen
Kloos-M
liet jampotje vol
bewondering', en de
bele winter stond
bij maarzo stilletjes
op de kast en keek
naar de verande
ring, die binnen in
hem gebeurde. En
toen de eerste war
me lentedagen
Hij was een heel ge
woon jampotje, van
glas, met 'n koperen
schroefdekseltje; een
potje nét als alle andere,
en tóch. was er een
verschil.
Kwam 't omdat ze in de
fabriek een vergissing ge
maakt hadden en fram-
bozenjam in hem hadden
gestopt, terwijl op 't etiket
toch „Aardbeienjam"
stond? Wie zal 't weten!
En nu stond hij dan op
tafel. Alles was even heerlijk
en mooi: 't tafelkleed met
de gele blokjes, de bordjes
en de glinsterende vorken
en messen, de melkkroezen
met de bloemetjes er op.
maar vooral de fleurige
gezichten óm de tafel!
En op een goeie morgen
was hij leeg en hij werd
flink schoongewassen.
Nu zal ik zeker gauw
teruggaan, dacht hij, en dat
zou ook gebeurd zijn, als
niet op dat ogenblik Toosje.
het dochtertje van tien.
de keuken binnen was ge
stormd.
„Moeder, mag ik dat
lege jampotje, kijk eens
wat ik gevonden heb!" en
zij liet haar moeder een
grote, harige rups zien.
Voordat hij er goed ovei
had kunnen nadenken, zat
de rups al binnen in hem,
tussen allerlei frisse, groene
blaadjes, en in plaats van
't deksel kwam er een
papiertje over hem heen.
waarin allemaal kleine
gaatjes geprikt werden. En
zo kwam hij terecht boven
op het kastje in de kamei
van Toos.
Wat is 't hier leuk, dacht
hijalleen aan dat gekriebe
binnen in ine zal ik erg
moeten wennen.
„Wat ben jij er vooi
een?" zei met. een nuffig
stemmetje 't vaasje op de
glazen voet. „En wat is
dat voor oen ding binnen
in je
„Dat weet ik zelf niet.,"
zei het jampotje verlegen.
„Ik ben eigenlijk een
jampotje, er zat jam in me...."
Langhals stak zijn kop boven het
papieren deksel en riep door een van de kwamen, toen zal
gaatjes: „Zeg, wie ben jij?" er tegen de wand
„Ik ben een rups!" was het ant- een mooie, grote
woord. vlinder. Ze kwamen
„En wat kom jij hier doen?" vroeg er allemaal omheen
Langhals weer. staan en keken en
„Wonen," zei de rups weer. „Ten keken,
minste, dat zal wel moeten. Ze hebben „Doe ine open,
me hier ingestopt en als ik goed zie, doe me toch open,
kan ik er niet meer uit. Maar 't bevalt k wil er zo graag uit!" riep de vlinder Toosje, terwijl ze het lego jampotje in
me hier wel. als ik maar genoeg met een fijn stemmetje. haar handen nam. „Weet je wat, mijn
te eten krijg! Ze keken elkaar radeloos aan, want, oude vaasje is stuk, nu kan ik jou wel
In t begin had Langhals veel met niemand kort hem helpen. Gelukkig, dat als vaasje gebruiken," en ze vulde hem
de rups gepraat, maar op een ochtend, Toosje toen wakker werd en het deksel met de mooiste bloemen,
toen hij weer met zijn ene oog door losmaakte. Toen spreidde de vlinder Ilij is nooit meer in de fabriek
de gaatjes keek en riep, gaf de rups zijn vleugels uit en vloog de wijde teruggekomen. Iedere keer keken de
geen antwoord meer. wereld in. broertjes naar hem uit, en ze zeiden
„Nu slaapt bij zeker," fluisterde „En Wat moet ik nu met jou?" zei spottend tegen elkaar:
„Hij is er weer niet,
die
dat komt door al
avonturen! Ha, ha!"
En ze hebben 't nooit
geweten, maar ons jam
potje stond nog lange
jaren op de kast, gelukkig
en tevreden, tot. hij van
ouderdom gebarsten is.
R. K.-M.
W* *ls*r>
««i-lMcn d<r
vlcuqclt n*c„ en on)
vlfcqtuia iv Wvd.n
POOG> PIET BROO> 'r
TAtJebficfï m«ï
Cde fr-ofciior1
dfcW'
W«gun nu
duiken]
Hij sloeg aan weerszijden de vleugels neer en
de machine zag er in minder dan geen tijd
als een echt vliegtuig uit. De motor sloeg aan
qn daar vlogen ze door het luchtruim.
Tommie, die pas n ongelukkige vlucht met de uil
gemaakt had naar de maan, kreeg de angst dat
de professor te hoog zou gaan vliegen. Maar
gelukkig bleef hii dicht genoeg hij de aarde.
Spoedig kwamen ze boven zee. „Nu zullen we
daar ook eens eeri kijkje gaan nemen," zei de
prof, „doe het deksel boven je hoofd dicht, dan
duiken we naar beneden." Daar gingen ze al.
Als een pij! uit een boog schoot het toestel het
water in. In het begin konden ze niets zien,
maar al spoedig waren ze aan het schemerige
licht gewend en Tommie keek z'n ogen uit.
Ue professor liet de „Kameel" tot op de bodem
van de zee zakken en daar reden ze nu rustig
rond tussen vreemde planten en zeldzame
schelpen, nagestaard door vissen en zeedieren.
Ze zagen grimmige inktvissen en zeesterren,
mosselen, zeeëgels, oesters en allerlei vissen en
ze hadden geen ogen genoeg om de prachtige
kleuren te bekijken. Ze genoten reusachtig.
De professor zag toen een grote gang en
nieuwsgierig wat daar binnen was, stuurde hij
de „Kameel" er in. Maar dat was een domme
zet, dat zou hij gauw genoeg ondervinden.
Want de dieren waren er helemaal niet over
te spreken dat ze bezoek kregen en de wol-
handkrabben, kreeften en andere zeebewoners
maakten zich erg boos.
Ze besloten de toegang te versperren, zodat
Tommie en de professor levend begravon
werden. Met man en macht begonnen ze te
graven, zodat de uitgang weldra afgesloten was.
RAADSELRIJMPJE
1. In mijn eerste kun je
rijden,
Maar mij n tweede is
slechts een vat.
Van 't geheel maakt
men soms doosjes,
Of gebruikt 't voor dit
of dat.
INVULPUZZLE
In onderstaande zeven
zinnetjes zijn enige woor
den uitgevallen. Je moet
le zinnen weer volledig
maken met behulp van
le negen woordjes, die
hieronder staan. Het zijn
negen namen van vruch
ten, en als je de juiste
vrucht op de juiste plaats
/.et, zal het wel loslopen
met de zinnetjes. Hier
volgt liet lijstje.
Citroenen - perzik -
truiven - kers - appel -
banaan - bessen - peer -
pruim.
En nu de zinnetjes:
1. De bak. waren
niet erg in hun schik en
gaven den loopjongen een
muil2. Toen het...
werd geblazen, moesten
zij aantreden. 3. Ik houd
van omdat zij zo'n
fluweelzachte huid heeft.
4. Hij had een tabaks.
in zijn mond. 5. De vorst
sloeg hem in dege
zien hij veel misdreven
had. 6zijn gele
vruchten die alleen in
warme landen tot volk-
wasdom geraken. 7. De
st ruik droeg dit jaar vele
maar de;.tros
sen in de kassen waren
minder mooi.