TH. VAN AMEIDE
De spinnen zijn in dit jaargetijde bijzonder ijverig. Overtd spin
nen zij hun webbendie in de zon glinsteren. (Panorama-Valks
Wij treden uit den schemerkoelen nacht
van 't huis te samen in de hooge dreven,
hoor <v>ze voeten op de kiezels, even
er is een stilte alsof de wereld wacht.
De wilgen ronden in de nevelwei
zacht-violet hun stam door 't lichtend grijze,
zij doen hun kronen tot in 't klare rijzen,
maar in de verte is 't ééne droomerij.
In diepe donkerblauwe boomenschauw
rijzen de fijne, lichte morgendampen,
daar strijken stralen langs in breede schampen,
door blaren blinkt het zilvrig hemelblauw.
De parelende dauw op struik en gras
ligt klaar en stil, of schitterend bewogen
door zuchtje in zon, tot kleine regenbogen
kleurt vochtig spinrag tusschen 't houtgewas.
Er is alom een spiegelend gewemel,
maar alles zwijgt en alle kleur is vaal,
alleen der boomen top staat scherp en schraal
in zon geteekend op den schrillen hemel.
Ach in dezen tijd in hun
(Panorama-van der Randen)
De herfst is de tijd van regenjassen
en regenmantelsmaar ooi' van ge
zellig winkelen.. (panorama-De .Tong)
Dorre bladeren, een bleek
het vlakke water: dat is t
d»n herfst!
zonnetje op
poëzie van
Stapf