DE LEVENDE POPPENKAST
Menschen als poppen
met poppenbewegingen
Jan Klaasgen en Katrijn, uit de Levende Poppenkast. De kleine medespelersin de zaal!
Jan h Iliassen en de bonze heks.
De dieneier en de biefstuk.
been en aan het gezicht onttrok, waarover
zij him slappe lichamen wierpen en lusteloos
lieten hangen en waarachter zij plots ver
dwenen, als in het niet.
Eenig is deze levende poppenkast zeker
en zij voldoet in de behoefte, jong Nederland
te boeien en te amuseeren en ook een beetje
goeds bij te brengen. H.
Jan Klaassen in het straf blok. Ter weers
zijden de koning en de koningin.
(Foto's Panorama - de Jong)
De stoute kater helix krijgt een pak slaag.
In Haarlem is het bureau gevestigd van „De
levende poppenkast van Jan Klaassen", die
sinds eenigen tijd met groot succes voor de
kleinen en óók voor de grooten in ons
land optreedt.
Wij hadden dezer dagen een onderhoud met me
vrouw Frevel, echtgenoote van den directeur-regis
seur, den heer Joh. Frevel, en vroegen haar o.m.
hoe men op de gedachte was gekomen van deze
noviteit. We laten haar nu even hier aan het woord
„De omstandigheden," aldus mevrouw Frevel,
„brachten ons er vanzelf toe.
Onzen regisseur zweefde reeds lang het doel voor
oogen om iets geheel nieuws te brengen op het gebied
van kindertooneel. Maar wat zou dit moeten zijn?
Toen kwam op een zekeren dag een vereeniging
met het verzoek, een kindervoorstelling te geven
in den schouwburg ter plaatse. Het bestuur zag
gaarne opgevoerd een sprookje en. een poppen
kastspel. Het sprookje leverde voor ons geen moei
lijkheden op, maar hoe 'n Jan-Klaassenspel te geven?
Voor een poppenkast van gewoon formaat was de
schouwburg veel te groot en bovendien wilden we
zelf spelen.
Zoo kwamen we op het denkbeeld er een levende
poppenkast van te maken en zelf als poppen op te
treden. Dat liet experiment goed slaagde bleek reeds
bij de eerste opvoering. Onze troep bestaat uit
vijf personen. Ze zijn: Jan te Slaa (Jan Klaassen),
Coby Ree (Katrijn), Joh. Frevel, KI. Geyl en Andries
Palmboom."
Aan het slot van dit onderhoud werden we uit-
genoodigd de eerstvolgende voorstelling, die te
Utrecht plaats zou hebben, te komen zien.
De voorstelling
In de vijf meter breede poppenkast, die op het
groote tooneel van den nieuwen schouwburg te
Utrecht werd opgesteld, stonden op een zeker
moment de sprekende figuren van Jan Klaassen en
de goede fee.
Ze had Jan nog zóó gewaarschuwd niet het oor te
leenen aan influisteringen van kwade geesten, maar
Jan Klaassen was weer zwak geweest. Nu voelde
hij zich ongelukkig en werd door de fee berispend
toegesproken. Daarna wendde ze zich tot de kinde
ren, met de plechtige vraag: „Vinden jullie, dat
Jan Klaassen goed heeft gedaan?" En het gelieele
koor van „meespelende" kinderen deed een daverend
„ja" hooren! We zien dus, dat Jan Klaassen de
kinderen geheel op zijn hand had. De moraliseerende
strekking mislukte hier een beetje, maar even later
wist de goede fee een beter resultaat te bereiken en
zagen de kinderen de verkeerde, daden van Jan in.
Als Jan Klaassen bij den koning moet komen,
vraagt hij het jeugdig publiek, hem te willen waar
schuwen met een „hum", als hij soms een flater
mocht slaan. En bij de eerste vergissing klonk reeds
unisono „hum" door de zaal!
Zoo speelden zich in het glanzend licht der schijn
werpers vele boeiende gebeurtenissen af. De kleurige
figuren speelden hun typische poppenspel vlot, met
hoekige gebaren; op de juiste wijze gebruik makend
van liet breede schot van de poppenkast, dat hun