c D VAN EEN ..LIEVE HEKS TOMMIES AVOMTUREM BONT ALLERLEI KAST HULS Door Arie van der Lugt ///U'XX LADDERPUZZLE VOOR DE JEUGD Teekcning Laura Kuiper 'j%j liep heel moeilijk, steunend op een knoestige stok en eindje buiten liet dorp, op de kale hei, stond een klein, armoedig hutje. Daar woonde „de heks", waar alle kinderen bang van waren. Zij liep heel moeilijk, steunend op een-knoestige stok. Zij had een lelijke bult, niet het ergste. Het ergste was, dat Kareltje bijna niet meer kon op staan. Hij was gestruikeld over een boomstronk en had zijn voet ver zwikt. O, o, wat deed dat pijn! Wientje knielde bezorgd bij hem neer en vroeg of het heel erg was. „Waren we maar thuisgebleven!" snikte Wientje. Kareltje zei niets; die moest op de.tanden bijten om niet te huilen van pijn en angst. .Ta, ook van angst, want zij moesten nog langs de heksenhut. Eindelijk kon hij niet verder en snikkend ging hij in het zand zit ten. „Och had ik de heks maar nooit uitgescholden, en niet metstenen gegooid!" schreide hij. .Ta, Karel tje had erg veel berouw, maar nu was het te laat. „Daar komt ze!" gilde Wientje plots, „och, moe een kromme neus en erg magere, rimpelige handen. Daar kon zij gemeen mee krabben, vertelden de kinderen, en wie zich 's avonds alleen op de donkere hei waagde, werd door haar betoverd. Kareltje Bomers, die heel vaak stenen naai de heks gegooid had, ging op een Woensdagmiddag met zijn zusje Wientje naar de hei. Ze wilden bramen gaan zoeken en droegen elk een korfje aan de arm. „Laten we niet langs de heksenhut gaan," zei Wientje angstig, „als zij ons betovert, is 't te laat." „Och wat!" lachte Kareltje, „overdag kan de heks immers niet hek sen alleen 's avonds, als het donker is." Karei en Wientje wan delden door, totdat zij héél ver op de hei kwa men, waar heerlijke braambessen groeiden. Zij plukten urenlang en aten zelf ook hun buikjes vol. Zó lang bleven zij pluk ken, dat zij niet eens bemerkten, hoe de zon al bijna onderging en opeens riep Wientje ver schrikt „O, Karei, kijk de zon eens! Die is al helemaal roodstraks gaat zij onder en dan wordt het don ker!" Vlug pakten zij hun korfjes op en begonnen haastig te lopen. Kareltje sjouwde hij - gend voort, want hij had de zwaarste korf. De zon ging nu onder. De lucht was vuurrood en ver over de hei begon het al een beetje donker te worden. „En nu moeten wij nog langs de heksenhut ook," huilde Wientje. Pas had zij dat gezegd of.... „Au!"gildeKarel tje, en hij viel languit in de hei. De heerlijke braam bessen rolden uil zijn korfje en lagen in het rond. Maar dat, was nog der, daar komt de heks!" Wientje sloeg de handjes voor haar -ogen. Zij durfde niet meer te kijken en Kareltje schreide luid om moeder. Maar er gebeurde niets. Het oude wijfje kwam naar hen toe, en toen zij eindelijk bij hen was, vroeg zij vriendelijk; „Wel, lieve kinderen, waarom huilen jullie zo?" „O, m'n arme voet!" huilde Kareltje, en Wientje snikte nog harder dan eerst.. Nu knielde het vrouwtje bij hen neer. Zij trok voorzichtig Kareltje's kous uit en bekeek de zere voet. Ja, die was helemaal dik geworden. Zó kon Kareltje niet naar huis lopen en zonder veel plichtplegingen pakte zij Kareltje op en droeg hem naar haar hut. In de hut stak het vrouwtje een lamp aan en de kinderen keken nieuwsgierig rond. Neen, het zag er niets heks-achtig uitgeen zwarte katten, geen kraaien, zelfs geen heksenbezem. Het was een ge woon armoedig hutje en de oude vrouw was heel vriendelijk voor hen. Zij gaf Wientje een boterbrok als ze niet meer huilen zou. Karei kreeg er ook een en zo voorzichtig verbond ze zijn gewonde voet. Toen zei de goede, vrouw: „Durven jullie hier een uurtje alleen te blijven? Dan zal ik je vader gaan halen, want Kareltje kan zó niet naar het dorp lo pen." Verlegen keken Karei en Wientje elkaar aan. Heel alleen in de heksenhut blijven? Maar kom, het was immers geen heksenhut! En dapper knikten zij van ja. Het vrouwtje pakte haar stok en strompelde de kamer al door, maar juist werd er op de deur geklopt. Het vrouwtje deed open en. „Vader! vader!" juich ten de kinderen verheugd. Warempel, daar was va der, die hen kwam zoeken. Toen vader hoorde wat er gebeurd was, bedankte hij het goede vrouwtje voor haar zorgen en op zijnsterke schouders droeg hij Kareltje naar huis. Sinds die dag wisten de kinderen dat er helemaal geen heks op de hei woon de, maar een lief oud vrouwtje, dat alleen maar een beetje lelijk was. oooft PIET BKOCD "TWal mod dal r HIJ, - b«ju*dcn.m*jn< W«npi virqTpfh^N koning lofton) De twee toeristen merkten wel, dat er iets aan de hand was, want het werd pikdonker om hen heen. Ze probeerden eerst achteruit te rijden, maar de gang was goed versperd. Dan vooruit! Ze stoven op goed geluk de gang door en bonsden plots tegen een poort aan. Krakkk....bomm...! Ineens stonden ze met hun toestel in een ver lichte ruimte. Daar zat Triton, de zeekoning. Die was er helemaal niet over te spreken dat zij op zo'n rare manier op audiëntie kwamen en stond hen een poosje aan te staren. De prof en Tommie probeerden het uit te leggen. juli» v«ff toksldvqer. erv geven AII«.kroolj«*,# wc z'ltcn mtcfJen KUp diclw in d« -Woesfijn 1 5 5 "-ïvru; Triton was geweldig boos en riep zijn bedienden om de inbrekers een aframmeling te geven. Maar daar voelden zij niets voor. Ze sloegen kleppen dicht, de professor gaf vol gas en.... Ze reden Triton ondersteboven recht naar een gang toe aan de andere kant. Ze reden er zo snel mogelijk doorheen. De rit duurde wel een paar uur, maar eindelijk zagen ze licht. Tot hun met geringe verwondering bemerkten ze dat die vluchtgang in de woestijn uit kwam Welke woestijn kon dat wel zijn En in welke richting lag hun eigen land mitfihtcn fkmilic tn dm buurt Demote»* wil m«t y Totnw\'( woncn,Tbmmf« 9 DKr» zullen Kal AnAer* \>vo keren f>nofe$tor ff „Sapperdekriek," zei de professor, „had ik hier maar een suikertante in de buurt wonen." Ze wisten eerst niet goed wat ze zouden doen. „Eerst de propeller rechtbuigen," zei de prof. Ze waren daar nog druk mee bezig, toen ze achter zich een vervaarlijk gebrul hoorden. Een leeuw kwam op hen af. Die had in drie dagen niet en vond zo'n boutje een buitenkansje. |_|oe kom je, door telkens maar één letter van 1 't voorgaande woord te Maar voor hij hen genaderd was, zaten de twee veranderen, van kast naar al in de kameel. Daar waren ze voorlopig buist Elk nieuw woord veilig, want als de leeuw hen wou aanvallen moet een goed Neder - sloegen ze de kleppen van het toestel dicht, lands woord zijn.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 36