7 Veroveraar" of iets dergelijks. Voor dat stuk bijvoor beeld liebben wij alvast een uitstekenden „Fré" en een bewonderenswaardige „Atie" in ons midden...." De tooneelisten gingen glad op dit voorstel in. Enkele (lagen later kon de Venbode berichten, dat ,,De Veroveraar", een stuk dat door het beroeps- tooneel herhaaldelijk met groot succes was opgevoerd, over zes weken in de groote zaal van café de Zwaan zou worden vertoond, niet mejuffrouw Lenie Versen in de rol van Atie en den heer Prederik Blinkert als Pré. Pieter Kluit scheen weinig behagen te scheppen in dit nieuwtje. „Wacht maar," zei Joep; verder niets. Heel Veenrode, glimmend van de zeep, stouwde zich vol verwachting de zaal van de Zwaan binnen, den grooten avond. Veenrode gonsde van spanning, toen het 't programma las. De naam van de schrijfster stond er met kleine lettertjes opde rolverdeeling was met een veel grooter type bedeeld: de naam Prederik Blinkert prijkte in vette, pikzwarte hoofdletters. Gezeten op een stoel prettig dicht hij den uitgang, keek Joep van Leunen de vertolking van het spel van stemmingen aan. Joep was een stevige jonge kerel met een gestel als een stier, maar aan het einde was liij bleek en slap. Terwijl hij de jeugdige landbouwers en dorps- schoonen hun uiterste best zag doen, ^weefde er maar steeds een visioeij^voor den geest van Joep van Leunen. Hij zag de stoffelijke overblijfselen der schrijfster, die zich in haar stille graf om en om draaide. Hij werd er kond van. Lenie Versen was een versnapering voor het oog, en zij speelde Atie eenvoudig en zuiver, hoewel met onmiskenbare plankenkoorts. De bijrollen maakten met ieder woord de schrijfster te schande. En Fré. „Vaandrig" Frederik Blinkert speelde zijn ver- overaarsrol, alsof hij voetbalde en vendelzwaaide. Hij veróverde de harten zijner tantes en vriendinnen niet, hij trapte ze rond. Hij sloeg de dames met de verwatenheid van zijn oppervlakkige charme om de ooren. Hij had blijkbaar het vaste besluit genomen, in 't oog te loopen, en hij schetterde zijn clausen uit met een stem als een omroeper. „Waarom heli je den moed niet om je aan me te geven? Ik zou je zooveel geluk geven, of geloof je er niet aan, aan dat geluk?" sprak hij in het laatste tooneel, en het klonk of hij om hulp riep. De jonge heldin antwoordde: „Ik weet het niet," maar Joep van Leunen voelde er achter, zoo duide lijk alsof hij het hoordeik weet wel zeker van niét. De veroveraar Pré stond op het tooneel zoo breed als een taxi; hij duwde Atie in een hoek, buiten het voetlicht, en schalde zijn belofte wijduit de zaal in: „Niet vaarwel, maar tot ziens! Want over een jaar roep je me terug en voer ik je mee op mijn jacht, op geluk en avontuur!" Dat moest te hooien zijn tot over de grens der gemeente. „Vaarwel," zei Atie zacht, met gebogen hoofd heengaande. Ei' werd hard geklapt, toen het, gordijn was geval len; en Pré Blinkert kwam zevenmaal buigen en blinken. Lenie Versen kwam maar éénmaal terug. Toen Joep van Leunen haar later uit haar kleed kamer zag komen, waren haar oogen rood, en dat kwam heusch niet van den schmink. Met alle tien zijn vingers zat Joep op de schrijf machine te hameren, toen Pieter Kluit, na de voor stelling, zijn bureau binnenkwam. Er hingen zwarte wolken om den roodharigen redacteur. Hij zonk op een stoel neer en begon kopijpapier op te eten. „Ben je tot het eind gebleven?" vroeg hij woest. „Tot het bittere einde," zei Joep. „Had ik maar een revolver gehad," viel Peter uit. Hij at nog wat papier en ging toen voort„Nu zijn ze hem aan 't huldigen, de idioten. Ze dringen elkaar van de sokken om hem te feliciteeren„We hebben je woord voor woord kunnen verstaan, Pré," zeggen ze. Natuurlijk hebben ze dat! Tot in Den Bosch toe. Je zag hem opzwellen. Geef hier die schrijfmachine. Ik ga een verslag maken. Ik begin zoo: „Gisteravond is er te Veenrode een wreede moord gepleegd. Het onschuldige slachtoffer was Fré van der Bank, een omioozele jongeling, uit Amsterdam afkomstig. De moordenaar heet Prederik Blinkert"!" Joep duwde hem zachtjes terug op zijn stoel. „Blijf zitten," zei liij. „Van al dat moois van jou komt er geen woord in de krant." „Maar 't is de waarheid!" kreet Pieter Kluit. „De waarheid heeft verschillende kanten," zei Joep met een zeer wijs gezicht. „Je kunt haar van links of van rechts bekijken. Fré denkt, dat hij een groot tooneelspeler is, en Veenrode is 't, met hem eens. Wat kunnen wij beginnen tegen zoo'n over macht? Ga jij nu maar naar bed. Ik versla Pré. Laat maar aan mij over. Ik zal er mijn naam onder zetten. Opstappen marsch!" „Beloof je, dat je dien aap aan de kaak zult stel len?" vroeg Pieter. „Op mijn eigen manier. ja," antwoordde Joep. Pieter Kluit keek nog gebrokener, toen hij den volgenden middag het redactiebureau binnenkwam met een exemplaar van de nieuwste Venbode in zijn hand. „Schaam jij je niet?" borst hij los. „Ik heb je ver trouwd, en nu laat je me er zóó inloopen!" „Wat mankeert je?" vroeg Joep. „Hier," krijschte Pieter. „Lees dat verslag!" „Waarom? Ik heb 't zelf geschreven." „Nu is Pré Blinkert heelemaal niet meer te hou den," jammerde Pieter. Hij sloeg met een klap de krant neer, niet de vette kopletters naar boven VAANDRIG BLINKERT ALS VEROVERAAR EEN SCHITTEREND TOONEELSUCCES „En je had nogal beloofd, dat je hem af zou maken!" ging Pieter met bitterheid voort. „Luister noem jij dat iemand aan stukken scheuren?" Hij las het verslag voor: „In heel de geschiedenis van het Nederlandsch tooneel is er waarschijnlijk nog nooit een zoo merk waardige vertolking van een hoofdrol gegeven, als vaandrig Prederik Blinkert gisterenavond ten beste gaf in de groote zaal van de Zwaan, bij.de opvoering van „De Veroveraar". Een dicht opeengepakt publiek luisterde en keek met. we mogen wel zeggen met stomme verbazing. Toen het gordijn was neergelaten, werd den knappen en algemeen gezienen Veenrooischen acteur een hulde gebracht, die klonk als een klok. Hij verdiende liaar - en méér dan dat. Hij gaf de rol van den veroveraar in een geheel eigen opvatting. Wie zag ooit zoo tooneelspelen? Wat een PréWat een gloed van drift! Wat een mannelijke pose! Wat een elegantie! Wat een zeggingskracht! Schrijver dezes heeft veel tooneel zien spelen, maar nooit zag hij een acteur prestoeren, wat Pré Blinkert gisteravond presteerde. Hij vulde alleen het heele tooneel, en dat wil nogal iets zeggen. De tooneelcritieus, die in de hoofdstad des lands onze beste acteurs zag optreden, slaakte de ver zuchting: Wat is het jammer, dat de handel beslag legt op iemand, die door wezen en talent zoo klaar blijkelijk voor de planken bestemd is! De trots van Veenrode is een smaad voor onze groote steden. Als vaandrig Blinkert het wilde, kon hij op de too- neelen dier groote steden sensatie verwekken. Aan het eind van het verslag stond liet regeltje: „Mejuffrouw Lenie Versen was in de rol van Atie van Weelen zeer goed." „Je hebt hem mooi op 'n voetstuk gezet," klaagde Pieter Kluit. „Nu blijft er van mij geen haar meer over." Joep scheen zich niet bijzonder hard te schamen. „Je hebt waarschijnlijk," zei hij. „onder die dringen de horde ook juffrouw Versen gezien, pogingen in 't werk stellend, 0111 den veroveraar een lauwerkrans om zijn albasten slapen te drukken?" In het gezicht van den roodharigen jonkman ver toonde zich het begin van een grijns. „Nu je 't zegt," ant woordde hij, „nee!" Joep stond met 'n ruk op. „Hoe zou je 't vinden," zei hij, „als ik Pré eens ging interviewen.... over de techniek van het tooneel- spel, de toekomst van het „Hier. lees (lat verslag Nederlandsche drama en zijn eigen plannen, om daaraan mee te werken?" „Waarvoor?" mopperde Pieter. „Is hij al niet genoeg over 't paard getild?" „Nog niet heelemaal," zei Joep. „Ik ga meteen maar. Tot straks." Toen Joep terugkwam, zei hij ernstig: „Veenrode is door een zwaren slag getroffen." „Wat dan vroeg Pieter. „Gaan ze De Verove raar nog eens opvoeren?" „Nee," zei Joep. „Voel je je sterk Houd je anders vast je mocht eens omvallen." „Wat is er dan?" „Pré Blinkert," zei Joep theatraal ernstig, „gaat naar Amsterdam. Naar 't Leidscheplein." „Daar heb je 't al," zei Pieter Kluit neerslachtig. „Hij komt terug als een groot man. en dan krijgt hij Lenie vast en zeker." Joep trok onder een paar lachende oogen een doodernstig gezicht. „We zullen zien." sprak hij. Maar er gingen weken voorbij, en vergeefs wachtte Veenrode op het nieuwtje, dat Prederik Blinkert stormenderhand het Amsterdamsche tooneel had veroverd. Gp een middag kwam Pieter Kluit met een blij gezicht het bureau van de Venbode binnen. Hij had een nieuw pak aan. „Zoo," zei Joep. „Hoe is Lenie?" „Snoezig," antwoordde Pieter. „Dat wist ik al," lachte Joep. „Maar ik bedoel. hoe denkt ze over Pré. en over jou?" „We praten niet over Pré," zei Pieter. „Sinds die opvoering van De Veroveraar heeft Lenie zijn naam niet meer genoemd. Maar zeg. Joep. „Nou?" De roodharige journalist scheen een aanval van verlegenheid te doorstaan. ,,'t Wordt goed tusschen Lenie en mij." Hierna zweeg Pieter Kluit een paar seconden, alsof hem iets te binnen schoot, dat hem ongerust maakte. „Ofschoon," zei hij, „als dat lange knappe stuk ellende terugkomt ooit, met een grooten naam als acteur, dan ben ik hard bang. Joep van Leunen lachte. „Maak je maar geen zorg," zei hij. „Mislukke lingen kómen niet terug."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 7