EN ZUID-HOLLAND DE HLEEDIJ IN UTRECHT Nederlandsche valksdrachten Jong geleerd, oud gedaan. In Spakenburg is alles nog als vanouds. alleen door 't vernuftig rimpelen en aanzetten den buitengewoon decoratieven plooienval verwekt met de twee opstaande „doffen" aan weerszijden van liet hoofd. Een paar gouden, rijkgeknopte spelden, bij de slapen ingestoken, verraden eigenlijk meer den wel stand van de draagster, evenals de aan de „krullen" gehaakte gouden hangers dat doen, dan dat zij eigen lijk nog een echte dienst verrichten. Voor feestdagen en om er mooi uit te zien moet die mutsestrook natuurlijk van „echte" kant zijn. Een ouderwetsch interieur te Bunschoten, een der twee Vtrechtsche gemeenten, waar de oude- streekdracht nog in eere wordt gehouden. Op de kaart van Nederland, waarmee ons öp de lagere school de eerste begrippen werden bijgebracht betreffende de gedaante en de gesteldheid van ons land, stond alles, wat tot Zuid- Holland behoorde, aangegeven overdekt met een lieflijk rose waas, in tegenstelling met de provinciën, die er aan grenzen en die er zich duidelijk tegen afteekenden met wazen van geel, groen, oranje, en paars. Die kleurtjes vond ik des tijds eigenlijk veel aardiger dan de heele aardrijkskundeles, maar het, tekort aan kennis in dit nuttige vak, dat er onvermijdelijk op volgde, heb ik later, toen ik me in mutsen en jakken ging verdiepen, een beetje bijgespijkerd. Evenwel de praktijk leerde nu weer dingen, die niet op alle punten kloppen met de schoolboekjes. Goeree en Over- flakkee mag dan al officieel bij Zuid-Holland belmoren, de bewo ners zijn Zeeuwen, wat volgens de deskundigen onweerlegbaar tot uiting komt in het dialect, dat ei- gesproken wordt. Maar niet alleen de taal toont die verwantschap duidelijk aan, ook in de dracht zijn elementen aan te wijzen, waar uit die saamhoorigheid duidelijk spreekt. Dracht is eigenlijk wat veel gezegd, want er is alleen nog een hoofd dracht te bewonderen op de Zuid-Hollandsehe eilanden, maar om den haarbuidel vastgesnoerd en is vergroot en versierd met een rondom aangezette strook van fijne stof (uit den rouw: tule, met een rand kant er langs; in den rouw: effen wit batist), die merkwaardig genoeg uit één rechten reep stof blijkt te bestaan, die die mag er dan ook nog wezen. De merkwaardige groote muts, die „keuvel" of „kevel" genoemd wordt, is een plaatselijke variant op de nog veel weid- schere sluiermutsen van de Zeeuw - sche eilanden en komt niet alleen op de eilanden voor, maar wordt net, zoo goed gezien om Dordrecht als een heel eind voorbij Rotter dam naar het noorden. Maar daar betreedt die keuvel overmoedig, het, rechtsgebied van de „mopmuts", die bijv. om Waddinxveen bijna uitsluitend voorkomt, en met de „hullen" van Noord-Holland een wijdvertakte familie vormt, die naaste verwan ten telt langs den zeekant in Katwijk en in Scheveningen niet alleen, maar ook in Utrecht, tot bij Werkhoven bijvoorbeeld. Eerst nog een enkel woord over die keuvel. Dia muts wordt vast gespeld op een zwart, ondermutsje, dat op zijn beurt zonder den erin vastgemaakten oorijzerbeugel, die in groote kegelvormig gewonden gouden spiralen eindigt, niet zoo secuur op zijn plaats zou blijven zitten. Nu zit het stevig en omsluit de haarwrong op het achterhoofd, een kleine kuif van het vóórhaar bloot, latend. De, muts wordt met, een klein gewerkt bolletje strak Bouwkeuvel van wit batist, die in Dordrecht op de markt werd gezien.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 12