DE HLEEDIJ IN BRABANT
EN LIMBURG
Nederlandsche volUsdr achten
De merkwaardige muts van de Baronie van Breda Deze poffermuts uit Heeze toont den bloementooiDe, protestantsehe vrouwen doen niet mee aan de-
met de witte „kroon"- er op. waaruit de „poffer" ie opgebouwd. poffermode. zij dragen mutsen van eenvoudig model.
Voor een zeventiende-eeuwseh boerderijtje bij Best. De vrouw met het mandje draagt een soort beknopten
„Oarribaldi"De andere muts lijkt meer op de Langstraatsche.
Brabant en carnaval, dat zijn twee begrippen,
die vlak naast elkaar liggen, maar carnaval
en Brabantsehe mutsen zijn het ook, want
nooit heb ik er zooveel van eender type, hoewel
van verschillende makelij, bij elkaar gezien als in
Oeteldonk in carnavalstijd. Dan komen de blauwe
boerenkielen van Brabant, die je gewoonlijk nog
maar heel zelden te zien krijgt, bij tientallen voor den
dag en je kunt je een vage voorstelling maken hoe
het er op een marktdag uitgezien moet hebben in
het oude 's-Ifertogenbosch.
De mutsen krijg je dan
bepaald niet op zijn fraaist
te zien. Les beaux restes
van wat eenmaal 'n pracht
van 'n „poffermuts" ge
weest, is, worden dan afge-
slonsd in do malle verkleed
partij, die bij een recht
geaard carnaval onontbeer
lijk is, wanneer rijen zwaar
bemombakkesde feestgan
gers dansend en geksche
rend de straten vullen met
feestelijk lawaai.
Een merkwaardige ver
schijning overigens, die
„poffer"een breed uitge
bouwde, platte kroon van
zijden bloemen, waarin,
voordat de kleuren verslin
dende zon er aan geknaagd
heeft, karmijn-rose en zee
groen fijntjes meespelen,
dekt, als een hoed bijna,
de kanten muts. Al is die
muts royaal en zelfs tame
lijk rijk van gedaante, aan
den poffer dankt die dracht
van de Meierij van 's-Her-
togenboscli het opvallende
en unieke, waardoor deze
traditie uit alle andere
onmiddellijk te herkennen
is. Naar de achterzijde is
die kroon uitgebouwd met
twee uitloopers van bloem-
L trossen en stroomt in
twee breede, witte, ge
bloemde zijden linten, die
eindigen in een rijke kwastenfranje, uit en omlaag
over den rug.
Merkwaardig, dat die heele bloemenparade zich
alweer heeft ontwikkeld uit een coquet, toefje roosjes,
dat een negentig jaar geleden, toen ook de muts heel
anders van vorm was, ter weerszijden aan de slapen
werd gedragen, in gezelschap van een nuffig lint-
plooiseltje. Afbeeldingen, die helaas, wat Brabant
betreft, niet zoo heel talrijk zijn, geven omtrent 1850
een heel andere muts te zien, die ook hier het ver
moeden wettigt, dat deze mutsendracht een eigen
wijze nakomelinge is van de kornet, die tijdens het
eerste keizerrijk in de mode was. Dan is dus de
knipmuts van Twente er om zoo te zeggen een ver
nichtje van.
De aardige, ritselende, zwarte pelerines van rijk
met borduursels en geplisseerde strooken geagremen-
teerde tafzijde, die iets heel deftigs gaven, worden
niet meer gedragen, evenmin als de doorgewerkte
„palm"- of „wortel"-doeken, die met hun rijke, doch
ingetogen kleuren een prachtigen ondergrond lever
den voor het rijke goudwerk om hals en borst.