van ounccn O* Baron «23 (éfpxyft' d&öiibónè OVER HET HOOFD ZIEN... daÜ^r- 'J - ONZE VERVOLG ROMAN 2-1 Geniet nog eens van den overheerlijken smaak van onze bekende A-Bonbons, waarvan wij de oude kwaliteit handhaven. CHOCOLADE feONfcONS HM dat er in keukenkast of kelder jampotten staan, die de Maatschappij „De Betuwe" toch altijd nog beter kan gebruiken dan U dat is 'n nalatigheid, die zich straks zal wreken! Als wij namelijk Uw ledige potten met sluiting niet terugkrijgen, kunnen wij U onmogelijk jam.s-iu- potten leveren I lelpt dus „De Betuwe aan Uw ledige potten met sluiting... dan helpt U Uzelfaan fijne oer/Kikte jam OHan!" riep Lies als verschrikt, „breng jij Adri dan even naar huis! Ik kan niet meer loopen of fietsen met zonder dien afgereden voet." Han fronste en keek naar Adri. Hij hoopte, dat ze zeggen zou't hoeft niet, maar ze zei niets. „Zoo'n haast vandaag?" vroeg Han. „Haar moeder heeft met man en muis tegengestribbeld, toen we uit wouen ze moest vroeg terugkomen, en ik wou haar thuisbrengen, maar nu. „Ben je te lui." vulde Han aan. „Zeg, wees eens een beetje opge togen!" hielp Nettie zonder het te we ten. „Menigeen zou snakken naar zoo'n kans!" „Jk ben natuurlijk zeer gevoelig." zei Han, en weer met een tikje spot keek hij naar Adri. Zij stond al. „Zullen we dan maar?" „Ja, graag," zei Adri. Itan was met de tram gekomen, dus ze liepen, Han met Adri's fiets aan zijn hand. ,,'t Komt wel goed uit, dat ik je even Irof.' begon Adri, toen zij den voortuin uit waren, „want ik wou je iets zeggen." „0 ja?" zei Han. „Ik ben zóó thuis, zooals je weet. dus ik zal je niet lang ergeren." „Je ergert me niet," zei Han. Lieve kind, dacht hij, je moest eens weten ,,'t Gaat niet om een woord. Je keek zuur, toen je me binnen zag komen; en verleden week zei je „juffrouw Lante- ma" tegen me, en zooeven „freule"." „En jij zei „meneer de baron"!" „Dat kun je desgewenscht als wraak opvatten," zei Adri. „Als er iets zit tus- schen twee mensclien, vind ik 't mallig heid, er doekjes om te winden, dus wou ik je even iets ronduit zeggen." „Ik ben benieuwd," zei Han. „Je zult wel begrijpen, dat jij niet de eenige bent. die wel eens iets hoort," ging Adri verder. „Ik heb ook een vader, en die heeft ook een tong. Jouw vader en mijn vader schijnen samen een soort plannetje op touw gezet te hebben Han wou haar aankijken, maar het was te donker. „Ga door," zei hij. „Eigenlijk heb ik al genoeg gezegd. Je zult er waarschijnlijk net zoo over denken als ik. Kr zijn dingen, waar een meisje graag alleen haar weg in zoekt en een man ook, geloof ik. We zullen 't er wel over eens zijn, dat we ons aan ouderlijke opzetjes niet kun nen storen, in sommige delicate dingen. Met alle respect natuurlijk." „Ik weet, wat je bedoelt, en ik ben 't glad met je eens," zei Han. „Met alle respect respect voor jou óók ik zal zelf wel zien, waar ik heen wil, maar ik Iaat me niet duwen." „Precies," zei Adri. „We laten ons dus geen van tweeën trekken of duwen." „Ik heb trouwens andere dingen aan mijn hoofd," zei Han. Het meisje wendde haar hoofd naar hem toe. „Wat dan?" vroeg ze. Gedachten, die eenigen tijd gezwegen hadden in den jongen man, maar onge acht steeds hadden voortgewoeld, sloe gen naar boven. „Ik wil weg," zei hij met een zekere drift. „De wereld iniets ónder* doen dan 't sleurwerk aan een middel soort krant. Ik zou in Tibet willen zit ten, of in Peru, of weet ik waar. Ik wil weg, was al wat Adri verstond. Hij wil weg, ver, hier vandaan. hij heeft er geen behoefte aan, mij nog te zienhij ontweek me al, en hij hield me op een afstand, als hij me per ongeluk trof; hij kan me missen als kiespijn! „Dan moet je" gaan," zei ze. „Er is niets, dat je bindt." „Nee. zei hij, „er is niets, dat me bindt." „Van je ouders en je zusters ben je natuurlijk al afgewend, nu je op kamers woont," hernam Adri, „en eh. Ik wou je iets ronduit zeggen. Je moet 't me niet kwalijk nemen, maar. Van <lat plannetje, waar ik 't zooeven over had, kan toch niets komen. Al wou jij je schikken, dan bedankte ik nog voor de eer." „Vind je me zóó'n draak?" „Daar gaat 't niet om," zei Adri. „Je kunt iemand wel heel geschikt vinden als kennis, of laten we zeggen als vriend, zonder. „Ja, ja," zei Han. „Mag ik het kind bij zijn naam noemen? Je bent me liever kwijt dan rijk. Zooals een tante van me zei. toen haar man begraven was: is hij niet zalig, dan is hij toch uit de voeten." „Zoo cru hoef je 't nu ook weer niet te zeggen. We hebben dikwijls prettig gepraat samenIk zal heuscli nog wel eens aan je denken, en ik wensch je veel pleizier in die wildernis van je droomen. Maar ik heb natuurlijk verzet genoeg. Ik heb 't prettig thuis, en dan mijn muziek.Ik speel met leden van Toccata veel kamermuziek tegenwoor dig. „Dank je wel, dat je 't, pilletje zoo mooi verguldt," antwoordde Han. „Maar je had je de moeite kunnen sparen. Ik heb me geen oogenblik verbeeld, dat je. ik bedoel, dat ik. enfin, we zijn 't volkomen eens. Ook al hadden de twee papa's ons niet in hun zaken be trokken, dan had ik tóch mijn oogen niet naar freule Lantema durven opslaan. Eu ik wil eerst carrière maken, vóór ik naar een meisje kijk." Ze waren Adri's huis al een eind voor bij. Nu bleef liet meisje staan. „Meneer de baron is te bescheiden,"

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 24