DE SPAARDUITJES
door W. W. Jacobs
Slimheid." zei de nachtwaker en hij trok aan
zijn pijpje, „is een gave, maar je wordt er
niet altijd heter van. Ik heb in mijn tijd een
paar slimmerds ontmoet heel wat, maar
ik kan niet zeggen, dat één van hen er iets mee op
schoot-, als hij mij tegenkwam."
Hij stond langzaam op van de pakkist, waarop hij
gezeten had, sloeg de punt van een roestigen spijker
met zijn hak plat en ging weer zitten, terwijl hij
verklaarde, dat hij het een tijdje uitgehouden had
in de meening, dat het maar een splinter was.
..In mijn tijd heb ik er meer dan één te grazen
gehad." vervolgde hij langzaam. „Als ik zoo'n
slimmerik ontmoette, hield ik mij, om te beginnen,
altijd voor stommer dan ik werkelijk ben."
Hij zweeg en staarde strak voor zich uit.
„Dommer, dan ik er uitzie," zei hij.
Weer zweeg hij.
„Dommer, dan zij meenden, dat ik er uitzag,"
zei hij nadrukkelijk. „En ik liet ze maar doormod
deren, tot ik vond. dat het genoeg was en dan. nam
ik ze te grazen. Niemand heeft mij er ooit in laten
loopen, behalve mijn vrouw en dat alleen vóór we
getrouwd waren. Twee dagen later vond ze een
vischhaak in mijn broekzak, toen ze er haar hand
in stak, en daarna had ik er mijn goud in kunnen
laten zitten als ik het, gehad had. Het bedierf,
wat sommige mensehen de wittebroodsweken noe
men, maar met het, oog op de toekomst was het een
goede zet.
Het ergste, wat een man kan doen, is plotseling
slim te willen worden. Dat loopt nooit goed af en
ik zal jullie een geval vertellen, waarbij de waarheid
van mijn woorden bewezen wordt.
Het is nu 'n paar jaar geleden en de man, wien het
overkwam, was een jonge vent. een scheepskameraad
van me; hij heette Klaas Falk. Hij was een kalme,
jonge man, voor de meesten te kalm. Zoo kwam
het, dat hij en ik goeie kameraden werden.
Hij had jarenlang gespaard om te gaan trouwen
en alle raad. dien wij hem gaven, hielp niets. Hij
spaarde bijna iederen cent en gaf het geld dan aan
zijn meisje om het voor hem te bewaren, en in den-
tijd, waar ik over spreek, had ze zevenhonderd
gulden van hem en zeventig van zichzelf om een
huishouding mee op te zetten.
Toen gebeurde er iets. dat, bij mijn weten weieens
eerder met een zeeman gebeurd is. In Rio werd hij
gek op een ander meisje, hij ging met haar uit en
voor hij wist, wat hij deed, had hij ook beloofd met
haar te trouwen.
Het was zijn geluk, dat Amsterdam en Rio zoo ver
van elkaar liggen, maar wat hem dwars zat, was de
moeilijkheid om zijn zevenhonderd gulden van
Emma Kok. zijn Amsterdamsche meisje, los te
krijgen, om er de andere mee te kunnen veroveren.
Het hinderde hem de lieele thuisreis, en toen wij het
IJ opvoeren, was hij er lieelemaal van in de war.
Emma Kok had het geld allemaal op de spaarbank
om er een winkeltje.mee te beginnen, als zij gingen
trouwen, en hij kon niets bedenken, waardoor hij-het
in handen zou kunnen krijgen.
Zoodra het, schip voor anker lag, ging hij regel
recht naar de Indische Buurt, waar Emma woonde.
Hij liep dat heele eind om meer tijd te hebben om na
te denken, maar behalve dat hij tegen twee oude
lieeren met twee heel slechte humeuren opliep en
bijna door een tram overreden werd, kwam liij bij
haar huis. zonder ergens opgekomen te zijn.
Zij dronken juist thee en zij schenen allemaal zoo
blij te zijn hem te zien, dat het hoe langer hoe pijn
lijker voor hem werd.
Mevrouw Kok gaf hem haar eigen kopje en vertel
de. dat zij den vorigen nacht van hem gedroomd
had, en de ouwe Kok vond hem knapper geworden,
zoo knap, dat hij hem bijna niet herkend had.
..Ik zou hem op straat voorbijgeloopen zijn."
zei hij. „Zoo'n verandering heb ik nog nooit gezien."
„Zij zullen een knap paar zijn," zei zijn vrouw
en keek naar een jongen man, for Smit, die naast
Emma gezeten had.
Klaas Falk nam een koekje en vroeg zich af.
hoe hij moest beginnen. Hij drukte Emma's hand
om den schijn te bewaren en den hee.len tijd dacht
hij aan het andere meisje, dat duizend mijlen ver
weg op hem wachtte.
...Ie komt juist op tijd thuis." zei de ouwe Kok,
MET ILLUSTRATIES VAN H. GIESEN
„als het met opzet was, kon je niet beter gedaan
hebben."
„Is er iemand jarig?" zei Klaas en probeerde te
glimlachen
De oude Kok schudde zijn hoofd.
„Ofschoon ik volgenden Woensdag jarig ben;"
zei hij, „dank je, dat je daaraan denkt. Nee, je
bent juist op tijd voor het mooiste koopje op het
gebied van kruidenierswinkels, waar ooit een mensch
de kans toe kreeg. Als je niet teruggekomen was,
hadden wij het zonder jou moeten doen."
„Achthonderd gulden." zei mevrouw Kok en
glimlachte tegen Klaas. „Met liet, geld dat Emma
gespaard heeft en jouw gage van deze reis hebben
jullie genoeg. Je moet na de thee eens mee gaan
kijken."
„Klein winkeltje, nog geen vijf minuten hier.
vandaan," zei de oude Kok. „Goed aangepakt,
zooals Emma dat kan. is het een klein fortuin. Ik
wou, dat ik in mijn jonge jaren zoo'n kans gehad
had."
Hij schudde zijn hoofd bij de gedachte, wat hij
gemist had en Klaas Falk zat hem aan te staren
en zichzelf af te vragen, wat hij doen moest.
„Mijn voorstel is, dat Klaas nog een paar reizen
maakt, nadat ze getrouwd zijn, terwijl Emma de
zaak opwerkt." zei mevrouw Kok; „dat kan ze heel
goed met Wim en Annie om haar te helpen en ge
zelschap te houden, terwijl hij weg is."
„Wij zullen er voor zorgen, dat zij zich niet een
zaam voelt," zei (lor en draaide zich om naar Klaas.
Klaas Falk kuchte zoo'n beetje en zei, dat liij
er nog eens over denken moest. Hij zei, dat het
verkeerd was overijld te werk te gaan en er dan de
rest van je leven spijt, van te hebben. En hij had
gehoord, zei hij, dat de kruideniershandel niet meer
was, wat hij geweest was en dat sómmigen van de
knapste koppen, die hij kende, dachten, dat het nog
erger zou worden vóór het beter werd. Tegen den
tijd, dat hij zweeg, keken allen hem aan, of zij hun
ooren niet konden gelooveu.
„Ga maar mee en bekijk de zaak eens," zei de
oude Kok, „als je dan niet anders praat, ben ik
een boon."
Klaas Falk keek of liij hem iets veel ergere vond
dan een boon, maar hij nam zijn muts en mevrouw
Kok en Emma pakten hun hoed en zij begaven
zich op weg.
„Het, lijkt me niet veel voor achthonderd gulden,"
zei Klaas, die alvast slim begon te worden, toen zij
een grooten winkel naderden, met spiegelglas en
een dubbele etalage.
„Hé?" zei de oude Kok en staarde hem aan. „Dat
is de winkel niet. Die krijg je niet voor achtduizend."
„Nou, liet lijkt me niet, veel." zei Klaas, „als het
nog minder is dan deze, hoef ik het niet, eens te zien
echt niet."
„Je hebt toch niets gedronken, Klaas?" vroeg de
oude Kok verbaasd.
Het deed hem goed te zien, hoe angstig ze allemaal
keken, en toen ze bij het winkeltje kwamen, lachte
hij zóó akelig, dat Kok het gevoel kreeg, alsof het
merg in zijn beenen er van verkleumde. Hij keek
zijn vrouw en zijn dochter hulpeloos aan en ten slotte
zei hij„Dat is het,en een mooi koopje voor den
prijs."
„Ik veronderstel, dat niet gedronken heeft?
zei Klaas.
„Wat mankeert er aan?" stoof mevrouw Kok op.
„Kom mee naar binnen en bekijk het, eens. zei
Emma en pakte hem bij zijn arm.
„Ik niet!" zei Klaas en trok zijn arm terug. „Ik
zou het, nog niet cadeau willen hebben."
Hij stond daar op bet, trottoir en wat zij ook deden,
hij bewoog zich niet van zijn plaats. Hij zei. dat liet
een armoedige straat was en een klein winkeltje,
en dat het uiterlijk hem lieelemaal niet beviel.
Zij liepen terug naar huis als een begrafenisstoet
en Emma moest den lieelen weg „ssst" tegen haar
moeder fluisteren.
„Ik weet niet, wat Klaas wil, dat is zeker." zei
mevrouw Kok en zij zette haar hoed af, zoodra ze
de deur binnen was en gooide dien op den stoel,
waar Klaas juist op wilde gaan zitten.
„Het is zoo vervelend," zei de oude Kok en wreef
zijn hoofd. „De kwestie is, Klaas, dat wij al bijna
tegen lien gezegd hebben, dat wij het zouden
koopen."
„Het is zoo goed als voor elkaar." zei mevrouw
Kok bevend van woede.
„Er is niets voor elkaar, zoolang zij het geld niet
hebben," zei Klaas. „Daar hoeft u zich niet ongerust
over te maken."
„Emma heeft het geld al van de spaarbank ge
haald," zei de oude Kok haastig.
Klaas werd heet en koud tegelijk. „Dan kan ik
er beter voor zorgen," zei hij met bevende stem.
„Je zou wel bestolen kunnen worden.'
„Jij ook wel," zei mevrouw Kok. „Maak je maar
niet bezorgd, dat geld ligt op een veilige plaats."
„Zeelui worden altijd beroofd," zei Cor Smit, die
den kleinen Wim bij zijn sommen geholpen had,
terwijl zij naar den winkel waren gaan kijken.
„Er worden meer zeelui bestolen dan alle andere
menschen bij elkaar."
„Klaas zullen ze niet bestelen," zei mevrouw Kok
en kneep haar lippen samen. „Daar zal ik voor
zorgen."
Klaas probeerde te lachen, maar hij maakte zoo'n
raar geluid, dat de kleine Wim een groote vlek in
zijn schrift maakte en de oude Kok, die bezig was
zijn pijp aan te steken, zijn vingers brandde, doordat
hij niet zag, wat hij deed.
„Weet je," zei Klaas, „als ik bestolen zou worden,
wat lieelemaal niet waarschijnlijk is, zou ik alleen
maar mijn eigen geld verliezen, maar als jullie be
stolen wordt, zou je het jezelf niet vergeven."
„Ik ben er zeker van, dat ik er overheen zon
komen," zei mevrouw Kok, terwijl ze haar neus
optrok. „Ik zou 't in ieder geval durven riskeeren."
Klaas begon weer te lachen en de oude Kok,
die een nieuwen lucifer aangestoken had, blies hem
uit en wachtte, tot hij uitgelachen was.
„De kwestie is," zei Klaas en keek rond, „ik
weet iets beters te doen met het geld. Men heeft
mij iets aangeboden, dat mij in staat zal stellen liet
geld te verdubbelen, voor je weet, waar je bent."
„Niet voor ik weet waar ik aan toe ben," zei
mevrouw Kok. met een lachje, dat nog erger klonk
dan dat van Klaas.
„De kans van mijn leven." zei Klaas, die probeerde
zijn goede humeur te bewaren. „Ik kan jullie niet
zeggen, wat het is. omdat ik beloofd heb. het nog
een tijdje geheim te houden. Jullie zou verbaasd
zijn, als ik het vertelde."
„Als ik zoo lang moet wachten, zal ik wel ver
baasd zijn," zei mevrouw Kok; „mijn raad is om
dien winkel te nemen en er niet verder over te
zeuren."
Klaas zat den lieelen avond te praten, maar het
hielp niets en het idee, dat die menschen daar maar
zaten en weigerden hem zijn eigen geld terug te
geven, bracht hem bijna tot razernij. En alles, wat
hij doen kon, was Emma goedennacht te kussen,
maar hij kon niet helpen, dat hij zoo hard met de
voordeur sloeg, alsof men hem daar speciaal voor
betaald had. De eenige troost, die hem overbleef,
was het portret van het meisje uit Riohij haalde het
te voorschijn en bekeek het onder bijna elke lantaarn,
die hij voorbijkwam.
"Ven volgenden avond ging hij er weer heen en
probeerde nog eens om zijn geld te krijgen, maar
het liielp niets; en alles wat hij bereikte, was, dat
mevrouw Kok zoo uit haar humeur raakte, dat zij
naar bed moest, voor hij nog maar half klaar was.
Het hielp niet om tegen Kok en Emma te praten,
omdat zij niets zonder haar durfden doen en het
hielp ook niet om iets naar hoven te roepen, omdat
zij toch niet meer antwoordde. Drie avonden achter
elkaar ging mevrouw Kok voor acht uur naar bed.
uit angst dat ze iets zon zeggen, waar ze later spijt van
zou krijgen; en drie avonden achter elkaar maakte
Klaas zich zoo onmogelijk, dat Emma hem ronduit
vertelde, dat hoe eerder hij naar zee terugging, hoe
prettiger zij het zou vinden. De eenige, die er plezier