DE VIER HEEMS KINDEREN Uit de s ch at kamer onzer JM id dele euwsche literatuur hen bes chou wing door Toon Rammelt Wanneer dit nummer eens twee eeuwen vroe ger verschenen was, zoudt u, lezers, dit artikel niet gelezen hebben en ik had het niet geschreven .Wij kun nen echter een stapje terder gaan dan deze koeien-waar heid en bewerendat óók geen lezer of schrijver van die dagen zoo'n artikel ge lezen of geschreven zou heb ben. Immers, het verhaal van De V ier Deern skin deren was gemeengoed van het volk. eeuwen en eeuwen lang. Ja, men mag gerust zeggenvan het volk in zijn geheel. Want niet alleen op de burchten van de edeten werd het door de dichter zangers voorge dragen, ook de poorters ge noten er van op de stads pleinen. De vier Heems kinderen waren in kakel bonte kleedij te. vinden op iedere kerm is, waar zij een armen, knokigen scharmin kel rondvoerden als hun ros Beyaert, dat kunstjes moest vertoonen op de muziek van een draaiorgel. Het is natuurlijk onmogelijk om te zeggen wie De Vier Heemskinderen geschreven heeft. Het is geen verhaal door één man geschreven, maar een samen weefsel van verschillende motieven, afkomstig uit alle deelen van het rijk van Karei den Grooten. Maar de kern van de sage is van Nederlandschen oorsprong. Zij biedt het beeld van die dagen de onverzoenlijke it is de historie van Hymen's zonen, die vele jaren moesten rondzwerven, ver van hun land, verdreven van 't vaderlijk goed, ja, ten slotte verloochend door hun eigen vader, hoewel zij geen ander doel kenden dan zijn strijd tegen Karei, den keizer, voort te zetten. Want zonen bleven zij van Hymen, hun leven lang, al waren zij ook geboortig uit vrouwe Ave, Karel's zuster. Om de oorzaken van de veete te vinden, die zoo veel rampen, zoo bloedigen strijd bracht, moeten wij teruggaan naar het noodlottige Pinksterfeest, dat de keizer eens vierde met vele grooten van zijri rijk. Het geviel, dat op dien dag heer Huygen van Ardaniën een eereplaats innam naast Karei. Heer Huygen was een zusters zoon van heer Hymen en hij besloot de. gelegenheid aan te grijpen, om gunsten af te smeeken voor zijn oom. „Heer," sprak hij, ,,'t is u bekend, dat zich tnssehen de edele baroenen, die zich in deze zaal bevinden, ook mijn oom Hymen van Ardaniën ophoudt. Het is u eveneens hekend, dat hij een moedig vazal is, die u getrouwelijk ge diend heeft in menigen strijd. Hij heeft gevochten tegen de Turken onder uwen veldheer Roelant, hij heeft ook in andere streken de vreeselijkste gevaren voor zijn leven getrotseerd om uwentwil. En nochtans heeft het u nooit beliefd, hem te be giftigen inet goederen, die hem in staat stellen, zijn staat eerlijk hoog te houden." Dit waren stoute woorden, want een ieder wist, dat de keizer de leenmannen, die hem te machtig waren, zelden begiftigde voor hun diensten. Karei werd dan ook toornig en sprak„Wat moeit gij u met zaken, die u niet aangaan. Als ik hem niet begiftigd heb, had ik er mijn redenen voor. En deze zijn nog steeds van kracht." Nu ontvlamde ook de jeugdige Huygen in woede veete {Ueevttcn den opper - heerscher. Karei den Grooten, en den naar zelfheerschappij strerenderi landsadel. Hierin verschilt de geschiedenis van de vier Heemskinderen dan ook van vele andere Karo lingische sagen, waarin Karei wordt voorgesteld als de onoverwinnelijke, groot moedige held. vooral bemind als beschermer van het chris tendom. Het beeld, dat. ons in De Vier Heemskiiuleren van hem, wordt opgehangen is lang zoo fraai niet. Zijn tegenspeler is een van zijn leenmannen, Grave Dayman, Hey men of Hey m van Dardaniên. Dardaniên komt van d'Ardane van de Ardennen. In een Fran- sehe versie is Dardaniên vervangen door Dordogne, dat er naar den klank veel overeenkomst mee vertoont, maar dat nu juist niet in de omgeving van de Arden nen te zoeken is. Hieruit blijkt wel, dat het voor ons weinig zin heeft, na te, gaan. in hoeverre de historie aan de sage te paren is. Men heeft Dayman wel eens in het stamhuis van de Arkels gezocht. Wij zullen ons echter met al deze haarklaoverijen niet inlaten. Wij laten de sage voor ons spreken alssage. (De illustraties zijn pemaakt naar houtsneden uit een druk van 't jaar 1508, berustende in de Universiteitsbibliotheek van Münehen.) en opstaande riep hij uit: „Schande over u! Is dit dan uw rechtvaardigheid?" Dit was te veel voor den keizer. Hij trok zijn zwaard en velde den vermetelen jonkman met één slag. Op hetzelfde oogenblik sprongen alle heer Huygen's vrienden op, om den doode te wreken. Aangevoerd door Hymen poogden zij den keizer te naderen, die omringd werd door vele vazallen, die zijn zijde kozen. Hevig was het gevecht, doch Hymen moest met zijn lieden het veld ruimen. Buiten ge komen zwoeren zij echter, den strijd voort te zetten. En dit was het begin van een oorlog, die jaren onbe slist bleef voortduren. Ten slotte begon de strijd beide partijen te verdrieten. Nu zond Karei, inziende, dal hij onedel gehandeld had met Huygen te dooden. boodschappers naar Hymen. „Laat ons den strijd be slechten," gaf hij als zijn wensch te kennen. „Ik wil heer Hymen in eere herstellen en den dood van Huygen vergoeden, door diens iijf- gewiclit in goud te betalen. Als grootste bewijs van mijn gunst wil ik heer Hymen bovendien mijn edele zuster, vrouwe Aye, tot gemalin schenken." Hymen dacht lang over dit aanbod na en op aan raden van zijn vrienden ging hij er op in. Hij huwde vrouwe Aye, dié hem een voortreffelijke gade werd. Lang vergat Hij de veete. maar toen de tijd verstreek en nieuwe, dingen geschiedden, die hem van zijn leenheer vervreemdden, kwam de oude wrok met dezelfde felheid hoven. „Ik zal," overlegde hij bij zichzelf, „de kinderen, die ik bij Aye, mijn vrouw, win, terstond na hun geboorte dooden. Zij zijn van Karel's bloed en zouden daarom licht hun vader schande aandoen." Vrouwe Aye doorzag echter dit boos opzet. Toen zij in verwachting was van haar eersteling hield zij dit voor een ieder geheim, met uitzondering van een jonkvrouw, die haar diende. Toen deze zag, dat de tijd vpor haar meesteres nabij was, sprak zij: „Vrouwe, ga naar een klooster, ver van hier, voorgevende, dat gij een pelgrimstocht-.wilt ondernemen. Wacht daar de komst van UWkind af en laat liet heimelijk door de kloosterlingen opvoeden." Vrouwe Aye zag in, dat deze raad zeer wijs was; zij deed als haar gezegd word en ontving een zoon, dien zij Ritsaert liet doopen. Nadien kreeg zij nog drie zonen, Adelaert, Writsaert en Reinout, die zij insgelijks voor hun vader verborg. Zoo bezat dus Hymen vier zonen, zonder het te weten. Op zekeren dag naderden boodschappers van den keizer, oin Hymen uit te noodigen tot de kroning van Lodewijk, Karel's zoon. Want de keizer werd oud en wilde het bestuur niet langer voeren. Nu werd Hymen overvallen door droefheid. „Zoo moet ik dan getuige zijn van het geluk van dezen vader," sprak hij, „terwijl ikzelf geen enkelen nakomeling heb. Zeg den keizer, dat het mij te zwaar valt, deze vernedering van hem te ondergaan." Maar vrouwe Aye kwam tot hem en legde haar armen om zijn hals. „Als gij zonen hadt. zondt lleei Huygen is door keizei' Karei onthoofd. gij hen immers toch maar dooden," sprak zij en zag hem in de oogen. „Zou ik mijn eigen zonen dooden riep Hymen uit. „Duizendmaal neen. Ik zou hen op de handen dragen. Ik zou hen opvoeden in den wapenhandel en leeren, mijn naam waardig te dragen." „Zweer het mij," sprak Aye. En hij, verbaasd, bezwoer het bij liet Heilig Kruis. Nu toonde Aye hem zijn zonen. Zijn hart sprong op van vreugde, maar hij wenschte hen op de proef te stellen. Zonder te zeggen, wie hij was, begon hij de knapen uit te dagen, waar door de toorn ontvlamde in liet gemoed van Reinout, die, hoewel de jongste, was op gegroeid tot den grootste en sterkste van allen. „Wie is die dorper, die het waagt ons te tarten?" riep liij uit. „Ik zal hem betere manieren leeren." Terstond bond Hij den strijd aan tegen zijn vader en overwon hem in een kort gevecht. Toen de oude Hymen op den grond lag, riep hij vol vreugde: ..Het is genoeg. Mijn zoon is als een jonge heer. Ik heb mijzelf in hem herkend. Nog lieden zal ik hem tot ridder slaan." De vier gebroeders waren zeer verheugd, toen zij hoor den, dat Hymen hun vader Hymen trouwt met Aye. l' RH 1

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 10