vnn d uiig en
VERDIENDE
PROMOTIE
ÜE
tint.
Een groote doos
met fijne inhoud!
CHOCOLADE &ON&ONS Ml
i w u i k i: 1.11: it
KA,\ I'll M IIS A X DOEA
dat Jiingliaus klokken intusNclion zeldzamer w<»«len.
De schuld daaraan dragen de bijzondere omstandig
heden van het tegenwoordige tijdsgewricht. Op een
goeden dag zullen Junghans klokken er wederom
in groote keuze zijn. Dan echter «looi- «h- intusschen
nog meer ontwikkelde precisie-techniek in uurwerk
en vorm
NOG BETER, NOG MOOIER
VERVOLG VAN BLZ. 11
door menschen, «lie nuchter donken.
Mannen, die zich laten meosleepen door
linn vooroordeelen, kunnen we niet
gebruiken. En nu. Jonkers, ga naar je
post terug."
Jonkers was in een stemming om
openlijk in opstand te komen, maar hij
besefte, dat hij daar niets mee zou
bereiken. ITij wierp nog een woedenden
blik op Camphuis, perste zijn lippen
opeen en verliet de kamer. Weer op zijn
post. aangeland, was hij in staat helder
der na te denken. En toen herinnerde
bij zich de laatste woorden, die de heer
Zwart tegen hem gesproken had: „Mis
schien helpt het, als ik vanmiddag eens
een goed woordje voor je doe. Ik beloof
het je." Jonkers zette zijn tanden op
elkaar en hij staarde voor zich uit.
Rolf Camphuis moest schuldig zijn!
I>e oude heer zou zijn belofte niet ver
geten hebben.
Anderhalf uur later werd het lijk van
Zwart gehaald. De politie-auto's ver
trokken kort daarop. Daarna kwam
Rolf Camphuis naar
buiten. Hij was
alleen. Dat kon maar
één ding beteekenen
hij werd niet ver
dacht. Jonkers
fronste zijn voor
hoofd. Waar ging
Camphuis naar toe?
N iet naar huis, dat
was zeker.
Nu zijn achter
docht definitief ge
wekt was, kreeg
Jonkers aanvechting
den jongen man te
volgen. Maar als hij
het deed en Luyten
zou hooren, dat hij
zijn post verlaten
had, dan was hij"nog
niet gelukkig.
Een jongen, die
gewoonlijk kranten
die juist de straat overstak, deed
Jonkers een oplossing aan de hand.
Hij kende hem vrij goed en hield
hem dns staande, terwijl hij op de en hij vroeg Camphuis om zijn rijbewijs,
bruine jas van Camphuis wees. Hij Rolf Camphuis leunde achterover en
beloofde het jongmenseh twee kwartjes haalde op zijn gemak een portefeuille
als hij den neef van den directeur wilde uit zijn binnenzak. Toen hij het rij -
volgen om te kijken, waar hij heenging, bewijs overhandigde, speelde een glim-
Daarna moest hij terugkomen en ver- lach om zijn lippen,
slag uitbrengen. „Een kleine wraakneming, Jonkers?"
Het gezicht van den jongen glansde, vroeg hij. „Je bent zeker kwaad op me,
hij ging meteen op weg. omdat je gisteren zoo'n figuur hebt
Hij kwam binnen een half uur.terug, geslagen. Ga je gang, ik gun je de pret."
Camphuis was naar het scheen recht Jonkers zei niets tot hij zijn aan
naai- liet Stadspark gegaan. Vandaar teekeningen had gemaakt. Daarna keek
„Hot is over mijnheer Zwart, mijn
heer," begon hij. „Ik.
Voor hij vorder kón gaan, viel de
inspecteur hem in de rede.
„Luister eens, Jonkers. Laat ik je
eerst iets vertellen. We hebben zoowel
Zwart's als Camphuis' handen onder
zocht. Het resultaat van de nitraatproef
op Zwart's handen was positief. We
vonden microscopisch kleine nitraat-
deeltjes in de huid. die afkomstig waren
van den terugslag van de revolver.
Daarentegen vond men niets op de
handen van Camphuis. Bovendien is
geconstateerd, dat de kogel in het hoofd
van Zwart afkomstig was van de
revolver, die hij in zijn hand hield.
Ik vermoed, dat je niet heelemaal op
de hoogte bent van de laatste weten
schappelijke methodes."
Jonkers voelde zich schaakmat gezet.
Misschien was Camphuis dan toch on
schuldig. Wie weet, wat hij in den
vijver had laten vallen, het kon van
alles zijn, iets wat niet het minste ver
band hield met den dood van zijn oom.
En toch.
Luyten vervolgde:
„Zoodra je een theo
rie hebt, die deze
feiten verklaart, deel
ze me meteen thee.
Maar als je die niet
hebt, verknoei mijn
tijd dan niet verder
en ga. En kom me
niet meer aan boord
met je vage ver
moedens. Het eenige,
wat ik kan gebrui
ken, is een onom-
stootelijk feit."
Jonkers werd rood
als een pioen. Hij
opende zijn mond
om iets te zeggen,
bedacht zich echter
en verliet het bureau.
Toen hij over de brug van den vijver
liep. bleef hij staan
rondbracht,
Zij hadden bijna twee kilometer ge
reden voor de taxi den wagen voorbij
schoot en dezen dwong om te stoppen.
Jonkers stapte uit, met strak gezicht,
was hij langs een omweg naar huis
geloopen.
Jonkers was teleurgesteld, maar hij
gaf het niet op.
„Bleef hij ergens staan? Sprak hij
tegen iemand?" informeerde hij.
„Toen hij over de brug van den vijver
hij op en stelde plotseling een vraag.
„Misschien kunt u me verklaren,
waarom u gisteren rechtstreeks naar
het park ging, nadat u van de bank
kwam; en wat gooide u daar in het
water?"
De brutale grijns op Camphuis' ge
liep, bleef hij even staan," zei de jongen. zicht verdween en zijn mond viel open.
„Ik zag hem iets uit zijn zak halen en Even keek hij den agent angstig aan,
in het water gooien." met doodsbleek gezicht.
Jonkers keek hem gespannen aan. „Nu?" drong Jonkers aan.
„En wat was het?" De jongeman bevochtigde zenuw-
Maar zijn assistent wist het niet. Hij aehtig zijn lippen met zijn tong. „Er
was te ver weg geweest om het te kun- bestaat toch geen verordening, dat ik
non onderscheiden. niet in het park mag wandelen, is het
wel?"
Jonkers zag er nu geen bezwaar in „Wat gooide u in den vijver?"
zijn post te verlaten. Hij reed met de „O, dat?" Hij had zijn zelfbeheer-
tram naar het politie-bureau en meldde selling teruggekregen. „Ik zie niet in,
zich bij inspecteur Luyten. waarom ik het zou vertellen, maar ik