SOLIDOX
DAT ZIJN NOG EENS WITTE TANDEN!
Ex,ra groote tegen tandsteen
VEERMim COPPEL8TOCK
en de verovering van Den Briel
22
SOUDOX
Aan den voorkant wit,
aan den achterkant aan
getast door tandsteen
(Wat d« tandspiegel te zien gat)
Gewone
35 ct.
Dit gebit zou volmaakt zijn, als het aan de achterzijde
geen „rookersaanslag" had. De tanden zijn dagelijks goed
gepoetst en zien er hagelwit uit, maar alleen aan de
voorzijde! De achterzijde is verwaarloosd; hoe zeer, toont
de tandarts met zijn tandspiegel aan. Deze donkergekleurde
aanslag is vaak het begin van tandsteenvorming. Verwaar
loosd tandsteen is vaak zeer hardnekkig. Poets daarom
Uw tanden geregeld met Solidox (Ned. Octrooi 19178),
het eenige Nederlandsche tandpasta, dat Sulforicbiohaal
bevat. Dit heilzame preparaat verwijdert en voorkomt roo
kersaanslag en tandsteen op een volkomen onscha
delijke manier. De tanden blijven gezond en worden
bovendien parelwit. Geef voortaan Uw gebit de ideale
verzorging: tweemaal daags poetsen met Solidox en twee
maal per jaar naar den tandarts.
tube 65 Ct.
GOOI GEEN OUDE TUBEN WEG! Slechts tegen inlevering van een willekeurige
oude tube (met dop!) kunt U voortaan een in tube verpakt artikel koopen.
SO 40-0141
Jan Pieterszoon Coppelstoek, de veer
man van Pen Briel.
In een oogwenk vliegen onze ge-
daehten terug naar den tijd van den
jongenskiel. We zitten weer twee aan
twee in de schoolbanken. Het is muisstil,
want de meester vertelt van Coppelstoek.
Die Coppelstoek! Pat was nog 's een
knaap met lef onder z'n pet! In z'n
eentje giug hij bij de geuzen aan boord,
't Was een waagstuk, want de geuzen
waren wispelturige heeren. Ze hoefden
maar even slechtgemutst te zijn of.
floep, daar lag je al meer dood dan
levend aan hun harde zeemansvoeten.
Maar bij Coppelstoek ging dien eer
sten April alles voor den wind. Nauwe
lijks was hij aan boord geklauterd, of
daar zag hij een ouden kennis, 't Was
jonker Blovs van Treslong, de zoon van
den vroegeren baljuw van Pen Briel.
Treslong behoorde tot de hoplieden
van de vloot. Hij bracht den stout-
moedigen veerman bij den bevelhebber,
graaf Willem van der Mark, heer van
Lumey, een ongemakkelijk heerschap
en. meer dan dat. Hij was eigenlijk
de schrik van iedereen. Als hij een vaar
tuig tegenkwam dat de moeite waard
was, dan sleepte hij liet Spaansch
of niet in de wacht.
Aan dezen gevreesden man vertelde
Coppelstoek op dien gedenkwaardigen
Aprildag, dat er geen enkele Spaansche.
soldaat in de stad en de omgeving te
bekennen viel. Pat was den vrijbuiter
naar den zin. Paar zou. voor een beetje
vuurwerk, heel wat te kapen zijn!
Kort daarop roeide Coppelstoek naar
Pen Briel', waar hij de gelieele stad op
stelten zette met de boodschap dat de
geuzen de stad, namens den prins,
opeischten. Pen ring van Treslong had
hij meegekregen om den burgers ontzag
in te boezemen. De vroede vaderen
kregen twee uren tijd om te kiezen
tusschen de geuzen in de stad of den
rooien haan op hun dak.
„Hoe sterk is de vloot bemand?"
informeerde de oudste burgemeester.
„Wel met vijfduizend man." loog
Coppelstoek met 'n stalen gezicht, want
hij had het werkelijke aantal even met
lien vermenigvuldigd.
Pe magistraten werden bleek om hun
neus. Lumey met vijfduizend man! Pat
was om van te rillen.
„Weet je wat we doen?" zeiden de
heeren tegen elkander. „We gaan er
vandoor."
Ook tal van burgers trachtten gepakt
en gezakt de beenen te nemen. Veel is er
echter niet van die vlucht terechtgeko
men, want voormen 'tgoed en wel besef
te, hadden de geuzen al de poorten bele
gerd en kon er geen muis de stad in of uit.
Inmiddels waren de twee uren ver
streken en nog steeds zaten de Brielsche
opperhoofden ellenlange redenaties te
gen elkander af te steken. Pat konden de
geuzen niet langeruithouden. want,wat er
ook op hen aan te merken viel, kletskou
sen waren ze allerminst. Om een voor
proefje te geven, begonnen ze maar vast
'n vuurtje te stoken tegen de Noordpoort
„Pat wordt donderen!" bromden de
vroede vaderen en ze hadden gelijk,
want kort daarop klonken er doffe sla
gen door de stad. Pe jongens probeerden
maar even wat sterker was, een eind
mast of de deur van de Noordpoort Pe
uitslag van die proef is bekend. Het
eind mast zegevierde en met muziek
voorop trokken de geuzen des avonds
tusschen acht en negen Pen Briel binnen.
Al was de overmeestering van de stad
een blijde gebeurtenis, toch zullen velen
lien nacht weinig of in 't geheel niet
geslapen hebben, want wie Lumey en
zijn mannen binnen zijn muren had, kon
er van verzekerd zijn, dat er rare dingen
zouden gebeuren. Ongetwijfeld zou Pen
Briel ook ellendige dagen beleefd hebben
als Lumey zijn zin had kunnen door
drijven, want hij had het plan de stad
te plunderen en haar verder aan haar
lot over te laten. Maar hiertegen ver
zette Treslong zich met hand en tand.
Uit het tumult van de verovering rijst
zijn figuur als die van een man met
karakter en gezag. Adel verplicht
Pe jonker had zijn ring aan Coppel
stoek medegegeven om het vertrouwen
van de burgers te winnen.
Hij zou dus niet dulden dat zijn belof
te geschonden werd en dat burgers en
boeren met hun have en goed aan de
willekeur van liet gepeupel en later aan
de wraak der Spanjolen werden prijs
gegeven. Pit was ook niet de bedoe
ling van Coppelstoek geweest toen hij
den geuzen verklapte, dat de stad als 't
ware voor 't grijpen lag. Trouwens Den
Briel was in naam van den prins opgo-
eischt en zou ook voor den prins behou
den blijven!
Inmiddels begonnen de geuzen, bijge
staan door de burgers, de wallen te ver
sterken. Alva had wel gezegd dat de
verovering van Den Briel niets te bedui
den had, maar ieder begreep dat hij
spoedig een legermacht zou sturen om
de stad te hernemen. Pe prins bleef
echter evenmin stilzitten. Hij zond
manschappen om de stad bij de verde
diging te helpen. Het duurde niet lang
of de Spaansche soldaten kwamen onder
bevel van den graaf van Bossu opdagen,
maar zij werden door de geuzen, die
zich in de boomgaarden om de stad
verscholen hadden, te warm ontvangen
om lang te blijven. Ook het grof geschut
van de Zuidpoort was al even hartelijk
in zijn begroeting. Paar kwam nog
bij dat de stadstimmerman Roehus
Meeuwszoon het Nieuwlandscli sluisje
had geopend, en de Spanjaarden ook
door het wassende water gedwongen
werden den aftocht te blazen.
Pe sleutel van Holland, zooals Den
Briel genoemd werd, was en bleef in
Hollandsche handenDit beteekende
een keerpunt in de geschiedenis van ons
volksbestaan, want stad na stad volgde
Brielle's voorbeeld. Hoewel Jan Pieters
zoon Coppelstoek niet tot de groote
figuren uit onze vaderlandsche geschie
denis gerekend mag worden, behoort hij
toch door die eene kloeke, historische
daad tot de onsterfelijke vaderlanders.
Hij was niet alleen een goed schipper,
maar hij heeft zich ook later kranig
door het leven geroeid. Gemakkelijk in
den rlagelijksc.hen omgang is hij stellig
niet geweest. Als hij eenmaal iets in zijn
ruigen kop had gezet, konden zelfs alle
Brielsche schepenen te zamen het er niet
uitpraten, maar onder zijn wambuis
klopte het hart van een rechtschapen
man. Het baantje van veerman liet hij
spoedig aan anderen over. Hij ging in
den handel.
In 1582 werd hij aangesteld als keur
meester van de haring. Twee jaren later
was hij zoutstooter. In 1587 werd hij
gekozen tót, dekenmeester of hoofdman
van het visehkoopersgilde en in 1596
bracht hij het zelfs tot dekenmeester
van liet schippersgilde.
Met de notabelen van zijn stad zat hij
nu aan dezelfde bestuurstafel, maar hoe
hoog de vroegere veerman ook op de
maatschappelijke ladder klimmen mocht,
hij bleef zooals hij altijd geweest was een
eerlijk en eenvoudig mensch.
Coppelstoek stierf in het jaar 1599,
maar bij ons is hij voort blijven leven
als man van de daad. Jan I). Voskuil