PER KOERIER
Het verhaal van een
verzoening
33
MET EEN TEEKENING VAN B.
TEN HOVE
Het was noch het goede seizoen, noch het ge
bruikelijke uur voor bezoekers van 't park
en het is waarschijnlijk, dat de jonge dame,
die op één van de banken aan het wandel
pad zat, eerder aan, een plotselinge behoefte had
toegegeven om te gaan zitten dan dat zij van de
voorboden der komende -lente wilde genieten.
Zij zat daar peinzend en onbeweeglijk voor zich uit
te staren. Een zekere weemoedigheid in haar gezicht
moest van jongen datum zijn, want deze had nog niet
de nauw zichtbare en jeugdige lijnen van haar wan-
gen verdiept en evenmin de zachte doch vastberaden
welving van haar mond verstrakt.
Een slanke jongeman kwam met groote stappen
door het park loopen langs het pad, waar zij zat. Hij
werd op den voet gevolgd door een jongen, die een
koffer droeg. Toen hij de jonge dame gewaar werd,
bloosde de jongeman heftig en daarop werd hij weer
bleek. Hij sloeg haar gezicht gade, terwijl hij dichter
bij kwam en op zijn eigen gezicht hoop en vrees el
kaar afwisselden. Hij ging haar op een paar meter
voorbij, maar hij bespeurde geen enkel teeken, dat
zij zich zijn aanwezigheid bewust was.
Ongeveer vijftig meter verderop bleef hij plotse
ling staan en ging op een bank aan het pad zitten.
He jongen zette den koffer neer en keek hem met
verbaasde, slimme oogjes aan. De jongeman haalde
zijn zakdoek te voorschijn en veegde zijn wenk
brauwen af. Het was een mooie zakdoek en een
flinke wenkbrauw en de jonge man zag er knap uit.
Hij zei tegen den jongen:
„Je moet een boodschap overbrengen aan de jonge
dame op die bank daar. Vertel haar, dat ik op weg
ben naar liet station en een kaartje neem naar Oslo
om mij aan te sluiten bij een noordpool-expeditie.
Zeg haar, dat aangezien ze me verboden heeft tegen
haar te spreken of haar te schrijven, ik dit middel
gebruik om een laatste beroep op haar rechtvaardig
heidsgevoel te doen, ter wille van hetgeen er tusschen
ons geweest is. Zeg haar, dat ik liet in het geheel niet
in overeenstemming met haar karakter acht, ten
minste volgens de voorstelling die ik er mij van ge
maakt had, dat zij iemand veroordeelt en verstoot
zonder hem de reden daarvan mede te deelen of hem
althans een kans te geven zich te verdedigen. Zeg
haar verder, dat ik nu tot op zekere hoogte haar
gebod overtreden heb, in de hoop, dat zij te elfder
ure nog geneigd zal zijn het recht te doen
zegevieren. Ga nu en zeg haar dat."
De jongeman stopte den jongen een rijks
daalder in zijn hand. Deze keek hem 'n oogen-
b'lik onderzoekend aan en rende daarop weg.
Hij naderde de jonge dame op de bank eenigs-
zins aarzelend en twijfelmoedig, doch toonde
niet de minste verlegenheid. Hij tikte aan de
klep van zijn pet, die achter op zijn hoofd stond.
De jonge dame keek hem koeltjes aan, zonder
eenig spoor van welwillendheid of vooroordeel.
„Dame," zei hij, „die snulter op de andere
bank vraagt of ik voor een knaak bij u kom
zingen. As u dien gooser niet kan
en hij alleen maar 0111 een smoesje
verlegen is, dan heb ik meteen een
smeris om het hoekje staan. As u
hem wel kan, dan is de zaak voor
mekaar en dan zing ik het liedje,
dat hij me voorzei."
De jonge dame toonde nu iets
meer belangstelling.
„Een liedje," zei ze op een toon
van berusting, waardoor haar
woorden een zweem van schier on
merkbare ironie verkregen. „Dat is
iets nieuws op het gebied van
serenades, vermoed ik. Ik ik
heb den heer, die je stuurde, vroe
ger gekend en 't is dus niet noodig
de politie te waarschuwen. Je mag
je liedje zingen, maar doe het
niet te luid. Het is nog wat te vroeg
voor een openlucht-cabaret en we
„Die snuiter <rp de andere bank vraagt oj
ik voor een knaak bij kom zingen
zouden opzien kunnen wekken."
„Nou," zei de jongen, uitbundig
zijn schouders ophalend, „u weet
wel wat ik bedoel, dame. Het is
geen gijntje, maar de waarheid. Ik
moest u zeggen, dat hij dat kof
fertje van hem gepakt heeft en
nooit meer terugkomt. Hij vertrekt
met de noorderzon, als ik zoo
mag fceggen. TT hebt hem gezegd, zegt hij. dat u
geen ansichtkaarten meer van liem verwacht met
„Altijd de uwe" er op en dat hij zich de moeite kan
sparen bij hot tuinhek te wachten. Hij zegt, dat u hem
de bons gegeven hebt, zonder te kikken wat er aan de
hand was. U hebt hem er uit getrapt en hem nog een
steen nagegooid."
De nauw ontwaakte belangstelling van de jonge
dame verflauwde niet. Misschien was dé originaliteit
of onbeschaamdheid van den noordpoolreiziger hier
de oorzaak van, die immers op zoo'n slimme wijze
haar uitdrukkelijk verbod 0111 met haar op normale
wijze in verbinding te treden omzeilde. -Zij vestigde
haar oogen op een standbeeld, dat troosteloos op een
gazon in het onttakelde park stond en sprak tot den
bemiddelaar
„Zeg aan dien heer, dat ik hem niet behoef te
vervelen met een beschrijving van mijn idealen. Hij
weet wat die waren en wat ze nog zijn. Voor zoover
ze iets te maken hebben met dit geval zijn waarheid
en trouw van overwegend belang. Zeg hem, dat ik
met mijn gevoelens zoo goed te rade ben gegaan als
ik maar kan en dat ik mijn zwakheid even goed
ken als mijn standvastigheid bij een eens genofrien
besluit. Daarom weiger ik naar zijn pleitrede te
luisteren, hoe mooi die ook mag zijn. Maar, nu hij
er op staat te vernemen wat hij al lang weet, kun
je hem de zaak in herinnering brengen.
Zeg hem, dat ik dien avond door de achterdeur
de plantenkas binnenkwam om een paar rozen voor
mijn moeder te plukken. Zeg hem, (lat ik hem toen
zag, terwijl hij met juffrouw Valkenburgh onder den
oleander stond. Het was een aardig gezicht, maar
de houding van hen beiden was te welsprekend en te
duidelijk om nog een naderen uitleg noodig te maken.
Ik verliet de kas, de rozen en mijn ideaal. Dat, liedje
mag je nu voor je impresario gaan zingen."
Het grint knarste onder de voeten-van den jon
gen, terwijl hij zich voortspoedde. Weldra stond
hij bij de andere bank. De oogen van den jonge
man ondervroegen hem
gretig. Die van den jeug
digen boodschapper
schitterden van ijver,
als van een tolk, die
snel een juiste vertaling
van het gesprokene
moet geven.
„De dame zegt, dat ze genoeg meissies kent, die in
huilen uitbarsten als haar vrijer zoete broodjes komt
bakken en daarom past ze daarvoor. Ze zegt, dat ze
je net in de smiezen kreeg, toen je met dat andere
kippie in de kas was. Ze kwam een paar blommetjes
plukken voor d'r moeder en jij gaf die meid daar
van katoen. Ze werd er misselijk van."
De jongeman floot zachtjes en zijn oogen lichtten
plotseling op. Zijn hand vloog naar zijn binnenzak
en met één greep haalde hij er een pakje brieven
uit. Hij zocht er één uit, gaf dien aan den jongen en
deed er nog een rijksdaalder bij.
„Geef die jonge dame dezen brief," zei hij. „E11
vraag haar of ze dien wil lezen. Vertel haar, dat ze
zichzelf en mij heel wat leed had kunnen besparen,
als ze wat meer vertrouwen had gesteld in haar
ideaal. Zeg haar, dat de trouw, waar zij zooveel be
lang aan hecht, nooit gefaald heeft. Zeg haar, dat ik
op haar antwoord wacht."
Weldra stond de boodschapper weer voor de jonge
dame.
„De meneer zegt, (lat u uw oogen wel eens mag la
ten nakijken. Hij zegt, dat er niks an (1e hand was
met (lat andere meissie. En als u die brief leest,
weet u van wanten, zegt hij."
De jonge dame vouwde den brief eenigszins twij
felend open en begon te lezen.
Waarde dr. Arnoldi,
Het is mij een behoefte u te bedanken voor de
vriendelijke hulp, die u mijn dochter verleden
Vrijdag verleende, toen zij plotseling een aanval
van haar oude hartkwaal kreeg in de plantenkas
bij haar bezoek aan het huis van mevrouw Weze-
rinck. Als u haar niet bijtijds opgevangen had en
haar meteen de hulp verleend had. die zij op
zoo'n oogenblik dringend noodig had, was ér
misschien iets ernstigs gebeurd. Ik zou het op
prijs stellen, indien u haar ook voortaan zoudt
willen behandelen.
Met de meeste hoogachting
Uwdw. Valkenburgh.
De jonge dame vouwde den brief weer dicht en
gaf hem aan den jongen.
„De meneer wil weten waar hij aan toe is," zei
de boodschapper. „Wat kan ik hem zeggen?"
De oogen van het meisje schitterden achter een
paar opkomende tranen.
„Zeg dien gooser op de andere bank." zei ze met
een gelukkig lachje, dat even trilde, „dat zijn meisje
op hem wacht."
Vrij bewerkt
naar O Henry.