•J
HET OUDE
LIEDJE
cloor yJlbert Wet jen
I
en boog zich over de reeling om te kijken naar de rommelige
drukte in de haren.
MET DRIE ILLUSTRATIES VAN FRANS PIËT
Uitloogt wel eens extra letten op 't laden in
't achterruim, meneer Pelten," zei kapitein
Vorendal gestreng. „Misschien weet 11 nog,
dat we vorige reis de halve vracht op 't
bovendek moesten halen om over te stouwen."
„Ja, meneer," erkende Pelten, „maar dat was
mijn schuld niet. Ik was aan wal, toen die vracht
kwam. F had me permissie gegeven.
„Dan had u geen permissie moeten vragen,"
zei kapitein Vorendal onredelijk. „En nu nog iets,"
ging hij voort, toen de tweede stuurman van de
Kamperduin aanstalten maakte, zijn kajuit te
verlaten. „TT zoudt me een pleizier doen als u mijn
dochter niet meer lastig viel."
„Ik?" zei Pplten. Hij nam zijn pet af en stond er
mee te draaien, en hij bekeek het inschrift er binnen
alsof hij het nog nooit had gezien. Hollandia Uniform
petten en Passementwerken
„Ja, u," bevestigde kapitein Vorendal. „Ik zal
nu maar zwijgen over den tijd, dien u verspilt met
wandelingen op het dek 's avonds, als u allang in
uw kooi hoorde te liggen. Ik zal zelfs mijn mond
houden over uw uitstapjes in Ceuta en Napels.
Maar dat u in Genua een autotochtje van twee
dagen ging maken naar San Remo, dat was nie een
beetje bar."
„We gingen met een heel gezel
schap. meneer," verdedigde Pelten
zich. „En ik had nog twee dagen
te goed. omdat de eerste en de
derde in Algiers ziek waren."
„Ja ja," gaf kapitein Vorendal
onwillig toe, „als u mijn dochter
maar niet meer lastig valt."
„Heeft ze gezegd, dat ik haar
lastig viel, meneer?"
„Wou u hier den heelen dag
blijven staan redekavelen?" bul
derde de kapitein. „Ingerukt!"
Wanneer de kapitein van een
schip van tienduizend ton aldus
spreekt, zwijgt en verdwijnt de
tweede officier. En meneer Feiten
bleef met een spijtig gezicht op
de henedenbrug staan om zijn pet
goed te zetten en zijn jasje recht
te trekken. Hij daalde af naar het dek en boog
zich over de reeling, om te kijken naar de rommelige
drukte in de haven en aan de kade van Barcelona,
waar bootwerkers schreeuwden, havenpolitie pa
trouilleerde, en sleepers hun zweepen deden knallen
boven zwoegende paarden.
„Dus je begon alleen over de lading, om me
onderhanden te kunnen nemen over Dient je, hè?"
mopperde hij. „Waarom zegt die oude kraak me
niet ronduit, dat hij me ontsiaat, als ik mijn fatsoen
niet houd? Ellendige boel!"
De oudste leerling kwam naar hem toe, vroolijk
transpireerend onder een stoflaag.
„Waar wou u die kisten scheerzeep en parfum
geborgen hebben, meneer?" schreeuwde hij boven
het oorverdoovend geratel der winsen uit. „Ik zei
scheerzeep en parfum, meneer."
„Je zei altijd iets," schertste Feiten. „Ga je gang
maar. Ik kom."
Hij bleef, onderweg naar het achterschip, bij de
salondeur staan en stak zijn hoofd naar binnen.
De hofmeester stond iets te drinken en te praten met
een der mannelijke passagiers, die zoo dwaas was
geweest aan boord te blijven. Het schip voer met
vrachtgoed en toeristen een aantal Middéllandsche-
Zcebavens af, en de passagiers maakten gretig van
de gelegenheid gebruik, de
steden langs de oude
wereldzee te bezichtigen.
„Hé, grapjas," zei Pelten,
„juffrouw Vorendal al te
rug?"
„Nee, die is nog aan
wal, met meneer Albrink
en 't heele stelletje," gaf
de steward ten antwoord.
„En ik had liever niet, dat
u grapjas tegen me zei."
„Zooals je wilt," zei de
tweede stuurman. „Ook
geen boodschap?"
„Ik moest 't u eigenlijk
niet geven," bromde de
steward, „en als 't niet voor
juffrouw Vorendal was..
„Groot gelijk. Maar 't is
nu eenmaal voor juffrouw
Vorendal," zei de stuur
man. „Wat was het?"
De hofmeester wierp hem
een gekreukelde envelop
toe en Feiten nam die
met gepasten eerbied in
ontvangst. Er zat een
kort, lief briefje in:
„Hoek Rambla en Plaza,
als je van me houdt, om
twee uur. Ik zal den aan
bidder wel afschuiven, al
moet ik hem dronken
voeren. L."
Meneer Pelten duwde
zijn pet naar achter om
beter bij zijn blonde haar
te kunnen met zijn hand,
en er kwam een trek van
zorg in zijn gezicht.
„Om twee uur? Denkt ze
dat ik de schipper ben
Hé!" riep hij den stuwa
door in 't voorbijgaan toe-
Hij moest even denken,
om Spaansche woorden te
vinden, die iets leken. „Hoe laat denkt u klaar te
zijn vanmiddag? Welken tijd? Hoe laat?"
„Dat zal wel een uur of drie worden," zei de
stuwadoor, in vrij verstaanbaar Nederlandsoh. „Hoe
zoo? Wou u passagieren?"
„Misschien," zei Pelten. Hij liep door.
„Die scheerzeep, meneer. begon de oudste
leerling weer, toen hij langs het midseheepshuis liep.
„Voor mijn part slik je die in!" foeterde meneer
Feiten. Hij had wel wat anders aan zijn hoofd dan
scheerzeep. Hoe was 't mogelijk, dat er op zoo'n
moment scheerzeep tusschen kwam! Hij moest en
zou om twee uur aan wal zijn.
„Meneer Simons," zei hij een half uur later, „ik
had u iets willen vragen."
„Nee," gaf de eerste officier van de Kamperduin
ten antwoord, ,,'t Zal niet gaan. We willen nog
opruimen en schoonmaken vanmiddag. Geen kwestie
van passagieren."
„Ik haal 't in Lissabon wel in, meneer," hield
stuurman Feiten- aan.
„Als ik goed geteld heb, sta je al voor vijf vrije
avonden bij me in 't krijt. Nee."
„F begrijpt me verkeerd," zei Feiten. „Ik wou
alleen even een loterijbriefje gaan koopen."
„Laat den steward er dan maar een halen."
„Toe. meneer Simons, luistert u nu eens. U kunt
me toch wel eens een extra-pleziertje doen? 't Is iets
heel belangrijks."
„Luistert u maar eens naar mij," begon de eerste
stuurman op te spelen. „De ouwe heeft me van
morgen een uitbrander gegeven, omdat ik u te veel
vrij liet. Hij heeft t land over dien omgang met zijn
dochter als je verstandig bent, maak je daar een
eind aan. Ze is voor meneer Albrink bestemd, dat
weet je heel goed."
„Daar stoor ik me niet aan. Omdat hij de zoon van
den reeder is, hoeft hij de heele wereld niet te heb
ben?"
„Dat meisje krijgt hij er toch maar mee," beweerde
(1e stuurman knorrig. „En pas jij maar op je tellen,
anders lig je er uit. Er loopen er in Rotterdam wel
zooveel los, dat ze zich van een tweeden stuurman
niets aantrekken. Nee. Je blijft aan boord."
„Ja, meneer," zei meneer Pelten mak, en hij ver
liet de brug. De eerste officier keek hem met een