'V s men veel OLAF EN DE OLIFANT Een ideaal geschenk UtaltfaoenOel <Jrisch aisdenatuur zelve Verkrijgbaar M Apothekers en0rogistmf.-30en-50 reeds 17 SLOT VAN BLZ. 11 In Brunnsvik werd hij door een luid- drukte van belang. Er waren steeds ruehtigen troep kinderen begroet. Alle meer mensehen bijgekomen, onder ande- arbeid in het dorp werd gestaakt. Zijn re drie bussen verslaggevers en een gang door de hoofdstraat geleek een cameraman. carnavalsoptocht. Olaf weigerde den journalisten iets te „Waar woont kolonel Ny gaard zeggen. Elk oogenblik verwachtte hij vroeg hij. Hij en de olifant waren grijs gearresteerd te worden. Hij maakte zoo van het stof. „Weet iemand kolonel spoedig mogelijk, dat hij wegkwam, den Xy gaard te wonen?" herhaalde hij vloek van zijn bestaan achter zich aan. pathetisch. Vlakbij Brunnsvik haalde hem een Zijn vraag werd met gegrinnik be- auto in, waar een man uit sprong, dien groet. De dorpelingen stootten elkaar Olaf herkende als een agent van een eens aan. Ze gedroegen zich alsof Olaf theaterbureau. een buitengewoon goede mop had „Hallo, Olaf," grijnsde de man. „Wat verteld. - doe jij hier!" Kolonel Xygaard zei er een. „Of „Wijs me den koristen weg naar de ik dat weet! Zie je dat groote huis rivier," smeekte de arme kerel. „Het opdien heuvel! Daar woont ie. Eerste weg links, dan kom je vanzelf voor 't hek." Alle inwoners, die hun werk in den steek konden laten en verscheidene, die dat niet kon den volgden de processie den heuvel op. Toen Olaf bij het hek kwam, vond hij dit gesloten. Mei behulp van vier poo- tige mannen klom hij er overheen en wan delde naar het huis. Maar de olifant, die niet alleen wenselite te worden gelaten, zette zijn massieven kop tegen het hek en deed dit open barsten, waarna hij „Hoe durf jij hef, wagen mij hier met dat monster te komen bespotten leven is, met een olifant, niet waard te worden geleefd." „Wat zou je er van zeggen dat beest in een theater te, ver- toonen?" „Dat moet jij dan maar doen. Ik heb er genoeg van." „Achthonderd kro nen per week," stel de de agent voor. „Voorloopig vooreen maand. Als het loopt, maken we een tour nee." „Zeg dat nog eens!" riep Olaf. „Is het niet ge noeg? Me dunkt, achthonderd kronen, om een olifant te laten zien." De belangstelling met statigen tred zijn meester volgde, voor het leven kwam zoetjesaan bij De menigte lag krom van het lachen Olaf terug. en bleef staan. „Achthonderd kronen?" zei hij min- Een groote, indrukwekkende heer, achtend. „Laat me niet lachen! Weet je kaarsrecht, wachtte Olaf op liet bordes wel, dat die olifant in een ballet kan van de villa op. Zijn oogen gloeiden dansen?" als vuur. Zijn houding 1 «doofde weinig „Kom nou!" goeds. Doch wat het meest aan den man „Kijk maar," hernam Olaf, en wuifde opviel, was zijn enorme neus! Noch op de menigte ter zijde. Hij stelde zich voor het tooneel, noch in caricatuur had het sullige beest op en maakte een bewe- Olaf een dergelijk uitsteeksel gezien, ging, alsof hij een zweep door de lucht Op dat moment werden de glinsterende sloeg. „Hop! m'n lammetje, hop!" oogen van kolonel Lund, het gegrinnik Het gevaarte deed zijn best, gooide en het elkaar aanstooten van de inboor lingen van Brunnsvik hem schrikwek kend duidelijk. Want als ooit een men- schenneus deed denken aan een olifants- de voorpooten omhoog en liet een droef geestig getrompet hooren, dat door de echo van den heuvel werd weerkaatst. „Asjeblief!" zei Olaf trots, „dat is nog slurf, dan stond die daar. vastgepleisterd eens een olifant, hè? Zoo aanhalig als op het oorlogzuchtige gelaat van een jonge poes. Geeft, niet den minsten kolonel Nygaard! Arme Olaf Tomasson. last. Maak er duizend kronen van, dan zijn knieën klapperden tegen elkaar en ben ik je man!" hij kon geen woord vinden, om zijn „Aangenomen," besliste, de agent, tegenwoordigheid te verklaren. „zet je liandteekening op de stippeltjes, „Hoe durf jij 't wagen," donderde Olaf. We, zullen het nummer een naam de stem van den kolonel, „mijn hek geven: De Olifant, Die Tienduizend Kro- open te breken en mij hier met dat nen Opvrat." monster te komen bespotten Hoe krijg „Prachtig. Nou moet je nog eens even je het in je armzalig hoofd mij «leze luisteren. Die olifant heeft sinds gister- beleediging aan te doen? Hè?" morgen een beroerden tijd gehad. Kun- „Nnnnnnee, me-meneer," stotterde nen we 'm niet ergens op een trein zet- Olaf, „ik wwwist het niet. Kkkolonel ten?" Lund...." „Laat dat maar aan mij over." Het noemen van dien naam was, op Uit de menigte maakte zich een per zijn zachtst gezegd, onfortuinlijk. Een soon los, die met uitgestrekte hand op gebrul ontsnapte aan kolonel Nygaard's hem toekwam. keel. dat den olifant deed verstijven van „Mijnheer Tomasson," zei de bank- vrees. Olaf stond als aan den grond directeur, die zijn prooi tot, hier was genageld, hoewel hij gaarne was ge- gevolgd, „ik moet u ïhijn verontsehul- vluclit. diging aanbieden. Het geld is gevonden. „Weg met dat vermaledijde beest, De werkvrouw ontdekte het vanmorgen of ik schiet je allebei neer! En als in de papiermand, die vlak onder het kolonel Lund ooit in mijn schootsveld raam staat. Uw olifant had blijkbaar komt, staat hem hetzelfde te wach- geen trek in bankbiljetten en heeft ze ten!" daar in laten vallen." Buiten de tuinpoort was het een Vrij bekeerkt door Hans Verhoeven Frissche, zuivere Lavendel, in prachtige geschenkdoozen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 17