QeBaron FreuJe
MET
VOOR DE VAAT
SPAART U ZEEP
VOOR DE WASCH!
In Holland staat een huis
Eau de Cologne
ten nieuw produet den Sunlig
abrteken
23
VERVOLG VAN BLZ. 21
nu zijn huis ook probeert te koopen.
Van dien grond wist u óók, zei Van
Stiel."
Ronding was naar voren gesehoven in
zijn stoel en zat zijn zoon aan te kijken,
alsof hij iets nieuws, iets monsterlijks
aan hem had waargenomen.
„Grond? Waar ik van wist? Maar
da's. En heeft Lantema dien ge
kocht?"
„Als ik lieg, lieg ik in commissie."
„Daar moet ik haring of kuit van
hebben!" riep Rooding uit. Hij greep
naar de telefoon en draaide een nummer.
„Met Rooding. Is je man thuis?"
Hij wenkte zijn zoon, om mee te
komen luisteren.
„Net thuisgekomen," antwoordde me
vrouw Lantema. „Wou je hem heb
ben?"
„Graag," zei Rooding.
„Hier Lantema," klonk het in den
hoorn.
„Zeg, Willem," begon Rooding, „ik
wou je wat vragen. Weet jij ook precies,
hoe ver dat water in den Oosterpolder
gekomen is?"
„Dat zal niet meevallen," was het ant
woord, „maar veel weet ik er ook niet
van. Hoezoo?"
„Ik vraag 't met het oog op Van
Stiel. Hoe zou 't bij dien zijn!"
„Dat zou ik je niet kunnen zeggen.
Allicht heeft hij er ook last van."
„Ilahahalia!" lachte Rooding. „Daar
ben je in geloopen, vader! Waarom zeg
je niet, dat je hem gesproken hebt van
avond? Je weet er natuurlijk alles van
„0, je zoon is zeker bij je!"
„Precies. Dus draai er maar niet om
heen. Ik wou namelijk morgen naar Van
Stiel toe, om over dat stuk grond te
praten je weet wel."
„Wat wou je daar dan over praten?"
„Dat weet je óók wel ik heb 't je
toch in vertrouwen verteld?"
„O, bedoel je dat!" zei Lantema.
„Maar je kunt toch niet koopen? Net
zoo min als van den zomer. En 't is niet
te voorzien, wanneer je 't wél zult kun
nen."
„Wie zegt je dat?" viel Rooding uit.
„Dacht je, dat er geen ander geld op de
wereld was dan in jouw bank! Ik heb
een meevallertje gehad, en nu dacht ik
aan mijn oude plannetje...."
„Gefeliciteerd met je meevallertje,"
zei Lantema. „Maar dat plannetje, waar
je 't zooeven over had, zou ik maar uit
mijn hoofd zetten. Ik ben hard bang, dat
je te laat zou komen."
„Dus die grond is al verkocht!"
„Wat ik als bankier weet, kan ik na
tuurlijk niet...."
Jij hebt er tusschen gezeten! Ik heb
je in vertrouwen iets verteld, en jij
hebt onder mijn duiven geschoten!"
„Als je op zoo'n toon begint, moesten
we 't gesprek maar afbreken."
„Ik heb nu eenmaal niet zoo'n gladde,
voorzichtige tong als jij," tierde Roo
ding. „Misschien kun je me nog één in
lichting geven: waar kan ik Van Stiel
vinden?"
„Die inlichting kan ik je niét geven,"
kwam er sarcastisch terug.
„Zoo. Goed, dan weet ik 't wel, oude
trouwe vriend van me! Je wordt be
dankt. Ik zal Van Stiel waarschuwen,
en als 't al te laat is, mag ik lijden, dat
je aan dien grond een strop haalt zooals
je er nog nooit een hebt gehad."
„Dank je," antwoordde Lantema.
„Maar 't ziet er niet naar uit. Als je zoo
veel belang in mijn zaken stelt, wil ik je
wel even inlichten. Dien grond heb ik
al lang, en vandaag heb ik er een voor-
deeligen koop bij gedaan. En zie jij nu
maar eens, of je me in de wielen kunt
rijden met dien verwaanden zoon van
je-"
„Je moest je je oogen uit je kop
schamen," bulderde Rooding. „We zijn
als broers geweest notabene - ik had
je mijn portefeuille en mijn kinderen
toevertrouwdwe hadden toekomst»
plannen. en jij.
„Ik werk voor mijn eigen toekomst,
doe jij 't maar voor de jouwe," spotte
Lantema. „Je kinderen moog je hou
den, dien zoon van je incluis. Maar over
je portefeuille moeten we 't nog even
hebben. Als je een meevallertje hebt
gehad, wees daar dan zuinig op, want
't zou kunnen, dat je binnenkort voor
zware verplichtingen kwam te staan.
Als de bank dat e.rediet opzei
„Dat kun je niet!"
„Dat kan ik wel. Er staat een bepa
ling in, dat we met een termijn van
dertig dagen.
„Dat. was maar zoo'n formaliteitje,
zei je.
„Ja, dat was 't maar 't is toch
mogelijk, er gebruik van te maken. Ik
moet om mijn verantwoordelijkheid
denken. Dus spaar maar vast! Je hoort
er nog wel van."
Hij verbrak de verbinding.
Rooding smeet den hoorn op den
haak.
„Wat een ploert!" riep hij. „Wat een
gemeene huichelaar! We. zijn véértig
jaar vrienden. moet je dan na veer
tig jaar vriendschap nóg op je woorden
passen? Ik had hem verteld, dat ik dien
grond wou koopen. Van Stiel wou
er wel af, en ik zag er voordeel in. En
hij gaat aan 't knoeien achter mijn rug
om! Daarom heeft zijn bank me zoo
kort gehouden! 't Eene vuiltje na 't
andere! De smiecht!"
Han zat nadenkend voor zich t,c
kijken, 't. Stond niet aan hém, zijn vader
wijzen raad te geven. Diens rondborstige
openheid had trouwens meer vóór dan
tegen dat je er tegenover zoo'n
garen rot het loodje bij legde, viel even
min te voorkomen als te verhelpen.
Maar er rees in den jongen man een
herinnering, die hem toch tot een zacht
verwijt noopte.
„U bent over 't algeméén niet erg
gelukkig geweest in uw zakelijke be
sprekingen met Lantema," zei hij.
Rooding keek hem een oogenblik open
aan, en begreep toen.
„Tóch was dat andere niets dan een
grapje," zei hij. „Maar achteraf ben ik
blij, dat 't zoo geloopen is. De dochter
van een fielt, die een ouden vriend zóó
in de luren kan leggen
„Toe nu maar, vader. Zij kan 't niet
helpen. Hoe moet 't nu gaan, als hij u
probeert te treiteren met die bank
zaak?"
„Ik zal me wel redden," antwoordde
Rooding. „Ik heb wel voor beeter vuren
gestaan. Als er tusschen ons maar niets
van blijft hangen."
Han stak zijn vader zijn hand toe.
Zijn lachje was droefgeestig.
„Gaat, u mee een kop koffie drinken?"
zei hij. „Ik moet straks weg wer
ken."
NEGENTIENDE HOOFDSTUK
Voor de derde maal zwenkte Han
Rooding, van de brug over de Oude
Vaart, naar links, en stopte hij voor dc
deur van het, café, dat de hoofdpost was
Een oud huis is het aan de N. Z.
Voorburgwal, waarin Jacobus Cornelis
Boldoot in den jare 1789 door den
Amsterdamschen magistraat werd
„gepermitteert om zyn winckel met
primo May te mogen openen
Di£r stond de bakermat van Boldoot:
dair werd de eerste Boldoot Eau de
Cologne gedistilleerdde Eau de
Cologne, die - welke tijden van over
vloed of van beperking men ook
doormaakte - immerdoor kon blijven
bogen op éénzelfde unieke kwaliteit...
onveranderd in al die 152 jaren.
(ïoh««"
Voor de huisvrouw, die Vet-Ex ontdekt
heeft, is het gemakkelijker, toe te komen
met haar zeeprantsoen. Vet-Ex, het moderne
middel voor vatenwasschen, reinigt alle voor
werpen sneller en beter dan zeep! Door
haar vet-oplossende bestanddeelen is het
bijzonder goed geschikt voor het schoon
maken van vette voorwerpen. Aan glas of porcelein laat het
geen reuk of smaak achter en het tast geen enkel voorwerp
aan. Aardewerk, glaswerk, lepels, vorken, messen, kristal,
kortom alles is met Vet-Ex in een oogwenk schoon. Het
bijzondere van Vet-Ex is, dat het, zonder schuim te vormen,
toch grondig en veilig vet verwijdert. Het is een afwasch-
middel zonder zeep en zonder bon! Vindt U Vet-Ex geen
prachtige vondst van onze Sunlight-Fabrieken? Vet-Ex komt
driemaal per dag van pas. Driemaal per dag moet U af-
wasschen; dat kostte U vroeger heel wat zeep! Nu kunt
U al Uw zeep sparen voor de wasch en voor de vaat
uitsluitend Vet-Ex gebruiken, het snelste en veiligste
afwaschmiddel
GEEN ZEEP MEER VOOR DE VAAT
NEEM VET-EX THANS TE BAAT
Een pak is voldoende voor
25 keer vatenwasschen