W.G. F. JANSEN
ZEVENTIG JAAR
I
OP BEZOEK BIJ TWEE JARIGE SCHILDERS
1871 - 25 December 1941
I)e schilder W. O. F. Jansen in zijn atelier-woning Ie Hlaricum, waar hij reeds dertig jaar waant.
zonder trots. „Zoodra ik een aardig
gegeven zie, maak ik een krabbel
tje." Hij haalt een minuscuul
schetsboek te voorschijn. „Dit
teekeningetje is later dat schilderij
geworden. U kunt het herkennen,
maar meer ook niet, denk ik."
„Rn de kleur?"
„Ik maak kleurschetsen op kar
ton of hout. Daar heb ik een heele
massa van staan, hierachter." De
heer Jansen gaat ons voor naar
een klein vertrek achter zijn
atelier, naar zijn kartotheek van
kleine paneeltjes. ,,I)ie verkoop ik
niet. Ik heb ze voor mijn werk
noodig. Soms, als ik met een
schilderij bezig ben, spreid ik er
een paar uit op den grond. Als
herinnering, als opwekking, om zoo
te zeggen. Niet altijd natuurlijk.
Uit alle deelen van het land:
Leerdam, Renswoude, Kokhuizen,
Hoorn, Maastricht, Harlingen,
Vlaardingen, Velp, Amsterdam,
Rotterdam, Zierikzee. Ja, ik
ken ons landje tamelijk goed. Ik
werk uitsluitend in Nederland, het
is hier zoo mooi, dat je het nergens
anders hoeft te zoeken."
Met een breed gebaar wijst de
schilder naar zijn doeken, die
Nederland in al zijn aspecten van
stad tot dorp, van weide tot bosch
en water weergeven.
„Een kop koffie?" vraagt men
aan de deur, en wij accepteeren
zonder aarzelen: het loopt tegen
twaalven en dan drinkt men bij ons
koffie. Want hier zijn we „bij ons",
in 'n Nederlandsch atelier tusschen
het Nederlandsclie landschap, waar
men vasthoudt aan goede, oude
gewoonten.
(Foto's Panorama-Van rlcr Randen)
Heel Nederland in één ateli
ier
Daar is een atelier." In Blaricum zijn heel wat
ateliers, maar dat van W. G. P. Jansen ligt
met zijn hoog raam vlak aan den weg, midden
in het dorp. Men ziet dus meteen: daar woont een
schilder; en men kan het ook wéten, want de
kunstenaar woont hier al een goede dertig jaar.
„En eigenlijk ben ik ook pas dertig jaar heelemaal
vrij," vertelt de heer Jansen. „Voor dien tijd schil
derde ik wel, maar ik kon me er toch niet heelemaal
aan wijden. Oorspronkelijk was ik in het machinevak.
Kijk." hij toont ons een hoekje van het atelier, waar
een aambeeld staat, „daar heb je mijn werkplaats.
Dit mes heb ik zelf gemaakt. Ik ben smid geweest en
bankwerker en zoo nu en dan oefen ik voor mijn
genoegen mijn oude beroep hier wel eens uit." Hij
glimlacht even in zijn baard. „Maar ik had er toch
geen zin in. bankwerker te blijven. Ik kreeg al gauw
zin in schilderen en toen zond mijn vader me naar de
K unstnij verheidsschooi
te Haarlem, toen was ik
even in de twintig. Veel
geschilderd heb ik daar
trouwens niet in de an
derhalf jaar, dat ik er
was, maar ik heb er wel
leeren ontwerpen. Zoo
ben ik eerst decoratie
schilder geworden en
later ben ik aan ver
schillende aardewerk
fabrieken werkzaam ge
weest: bij „Rozenburg"
in Den Haag, bij „Zuid-Holland" in Gouda en nog
later bij „De Distel" te Amsterdam.
De schilder haalt een paar papieren te voorschijn,
diploma's van tentoonstellingen te Milaan, Luik,
St.. Louis, 1904. 1905, 1906, zilveren medaille, gouden
medaille, gouden medaille.
„Van 1908 tot 1910 ben ik weer even in mijn
oude vak teruggeweest," vertelt de heer Jansen
verder, „toen heb ik les in machineteekenen gegeven
aan Werkspoor. Maar daarna kon ik me geheel aan
de schilderkunst wijden. Dat valt dan zoo ongeveer
samen met het tijdstip, waarop ik in Blaricum ben
komen wonen."
„Maar u bent toch niet veel in Blaricum. te oor-
deelen naar het groot aantal plaatsen waar u schil
derijen hebt gemaakt."
„Verleden jaar heb ik nog 140 km op één dag
gefietst," bekent de nu bijna 70-jarige schilder niet
tiij zijn kartotheekvan kleurschelsen.
W. G. F. ■lansen Landschap hij Spakenburg.
Riviergezicht bij Waudriehem,
benedtn als voltooid