SOLIDOX BLOEMEN HEBBEN HUN NUT WITTE TANDEN - WITTE MASKERS? ge tegen tandsteen 20 ,^a xet t/e meedn#pwn<&exe JaruAfttepe/' Aan den voorkant wit, aan den achterkant aan getast door tandsteen. (Wat de tandspiegel te zien gaf) QtU)0»e Extra gr° Met den tandspiegel kwam de onthulling. Wie had ooit kunnen denken, dat zulke mooie witte tanden een afschuwelijke laag tandsteen zouden verbergen? Is hiertegen nog iets te doen? vraagt U zich af. Zeker! Solidox, het moderne, nieuwe tandpasta tegen tand steen, brengt redding. Solidox bevat Stilforicinoleaat, als het eenige tandpasta in Nederland (Ned. Octr. 19178). Sulforicinoleaat verwijdert en voorkomt tandsteen op volkomen veilige wijze. Staak de ouderwetsche tandverzorging met een gewoon tandpasta en ga Solidox gebruiken. Poets Uw tanden niet alleen aan de voorzijde, maar vooral ook aan de achterzijde en doe dit tweemaal per dag met Solidox! Ga bovendien tweemaal per jaar naar den tandarts; dan pas is U zeker van een gezond, wit gebit, bevrijd van het gevaarlijke tandsteen. VERVOLG VAN BLZ. 11 GOOI GEEN OUDE TUBEN WEG! Slechts tegen Inlevering van een willekeurige oude tube (met doel) hunt U voortaan een In tube verpakt artikel koopen. dingen konden niet voor de bedienden verborgen blijven. En Arnold was bin nen komen loopen met het verhaal, dat Lisser dood in den tuin lag. Toen ande ren naar de plek gingen waar hij van daan kwam bleek, dat de oude man nog niet lang dood kon zijn. Alles was duidelijk. Arnold was tot deze wan hoopsdaad gekomen, doordat Lisser Vera steeds had lastig gevallen. Hij had den man de keel dichtgeknepen. Bij het onderzoek kwam er echter nog meer aan het licht. De zaakwaarnemer, «lie een deel van Lisser's zaken be hartigde, deelde mee, dat Lisser van den Bergh vlak voor zijn dood op het punt had gestaan, het vermogen van zijn pupil in contant geld om te zetten. Het was duidelijk, dat hij dit geld voor een of andere speculatie had willen gebrui ken. Verder wist men, dat Arnold Verstrijp van Vera gehoord had, wat de oude man van plan was, en hij had zelfs een advocaat geraadpleegd om te informeeren of men den speculant kon beletten, het geld van zijn pupil op het spel te zetten. En toen kwam er nog iets aan het lichtLisser van «ten Bergh was gedood vóór hij het vermogen van zijn pupil in gevaar had kunnen brengen. Dit alles was echter nog niet voldoen de om den jongen man te arresteeren, maar in de oogen van het dorp was Arnold de schuldige, al liep hij ook vrij rond. Na verloop van enkele weken werd zoo openlijk over Arnold's schuld ge praat, dat de jonge man het besluit nam naar het buitenland te gaan. Onder de huidige omstandigheden was het onmogelijk in de naaste toekomst met Vera te trouwen. Bork had medelijden met Vera zoo wel als met Arnold Verstrijp. Hij deed zichzelf verwijten, dat hij hen ter wille van hem liet lijden. Maar er was niets aan te doen en hij troostte zich met de gedachte, dat hun tegenwoordige beproeving hen zou sterken voor de toe komst. Op een morgen het was slechts en kele dagen vóór Ar nold Verstrijp weer in het vaderland terugverwacht werd bracht Bork een bezoek aan den ge meenteveldwachter Klesser. „Juffrouw Henning wil je spreken," zei hij. „Over den moord." Hij lette niet op Klesser's nieuws gierige vragen, maar wachtte tot de veldwachter zijn uniform had aange trokken en bracht hem zwijgend naar de villa. Bork had juist een tijdstip uitgekozen, waarop, zooals hij wist, Vera een ochtendwandeling door den tuin deed. Zij keek heek verbaasd toen zij de beide mannen op zich af zag komen. „Wilt u met me naar de kleine planten kas gaan?" vroeg Bork. „Er is daar iets wat ik u en Klesser wil laten zien." In de kas stond een begonia in vollen bloei. „O, wat een mooie bloem," riep Vera uit. Zij hield baar handen onder één van de bloemen. De bloembladen liad- ,0, wat een mooie bloem. den een rand van franje, als een anje lier, maar de bloem was veel mooier, veel edeler dan die van een anjelier. De kleur was die van puur goud en nergens vertoonde zich een vlekje van een andere kleur. „Ja, lang niet gek," gaf Bork toe, „maar dat is niet de bloem, die ik u wilde laten zien." „Waar is die dan?" vroeg Vera. „Een oogenblik," verzocht Bork. „Ik moet u eerst iets vertellen. Al den tijd, dat ik bij mijnheer Lisser in dienst ben geweest," vervolgde hij, „heb ik getracht zoo'n begonia met een goud kleur te kweeken, zooals u er hier één ziet staan. Ik was niet tevreden voor ik dat bereikt had. En mijnheer Lisser van den Bergh gaf me zijn woord, dat hij niet mee zou doen aan den wedstrijd om de gouden medaille van de Ver- eeniging van Begoniakweekers, voor ik tevreden was. Hij heeft zijn woord tot verleden jaar gehouden. Verleden jaar had ik mijn ideaal bijna bereikt. Ik kweekte een gouden begonia, die slechts een smallen rooden rand vertoonde. Dat was om zoo te zeggen de moeder van deze. Het was een prachtige bloem, maar ik was niet tevreden. Ik twijfelde er niet aan of ik kon dien rooden rand nog kwijtraken. U kunt zelf zien, dat ik er in geslaagd ben. Maar mijnheer Lisser wilde niet meer wachten. Hjj wilde de plant, waar «leze uit gekweekt is, ten toon stellen. Ik was het niet met hem eens. En daar kregen we ruzie over." „Maar waarom nam mijnheer Lisser plotseling het besluit, die bloem ten toon te stellen?" vroeg Vera. „Hij kreeg nog ruzie met een anderen man. Mijnheer Lisser was nogal twist ziek, juffrouw Vera. En hij wilde zijn vijanden zoowel in kleine als in groote dingen de loef afsteken. Die bloem van mij, van goud maar met een rooden rand, was niet lieelemaal goed, maar altijd nog v«sel beter dan die van den anderen man." „Welken anderen man?" „Den man, die hem vermoordde," ant woordde Bork. Hij glimlachte, toen hij de erbazing van de anderen zag en ver volgde. „Het was niet zoo maar een ruzie aan de opper vlakte. Je kon niet eens zien, dat die beide mannen elkaar haatten. Fijne heeren vechten in den regel niet met hun handen. Zij glimlachen vriendelijk tegen elkaar, maar achter hun rug vechten ze het uit. U hebt nooit op mijnheer Lisser's financieele operaties gelet, is het wel, juffrouw Vera? Neen, natuur lijk. Nu, hij was de leider van een syn dicaat, dat de controle over een bepaalde markt wilde uitoefenen. De man, waar hij ruzie mee had, was zijn eenige ernstige mededinger." „Maar hoe weet je dat allemaal?" vroeg Vera. „Omdat mijn spaarduitjes bij één van beide partijen belegd waren. Ik was zoo dom om dat aan mijnheer Lisser te vertellen. Hij lachte. Dien krijg ik binnenkort wel klein, dien kerel, en als je zoo dwaas bent om je geld aan dien kant te laten, «lan ben jij je geld ook

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1941 | | pagina 20