JllShoest vastzit helpen
„Dat was lekker..."
Verkrijgbaar bij Apothekers en Drogisten f-30en-50
24
Ja, dat is B-Q: de eerste moet nog ge
boren worden, die er iets op aan te
merken heef tl B-Q, het vlug-kokende
gortmout van Nederlandsche gerst ge
maakt (binnen 10 minuten gaar),
spaart heel wat brood uit aan 't ont
bijt 1 Verbazend voedzaam door zijn
hooge eiwitgehalte, prettig van sub
stantie (is niet lijmerig 1) en nog véél
prettiger van smaak.
„Bergbeklimmers-eten", zeggen de
jongens er tegen 1
Voor Moeder is het tevens 'n aanwinst
als ingrediënt in puddingen en koekjes.
En in gehakt, dat er bizonder lekker
door wordt 1
«rleyQuid,
Cookinc
N.V. KONINKLIJKE PELLERU .MERCURIUS"
voorheen GEBROEDERS LAAN
WORMERVEER
Toen Lantenia praten kon, al was 't
nog moeilijk in 't begin, had de dokter
meteen geen rnst meer. Het kwam er bij
stukjes en brokjes uit, maar samen was
het dit:
„U zult 'n gehoorzamen patiënt aan
me hebben, dokter, maar u moet goed
vinden, dat ik buiten mijn vrouw en
doehter een paar heeren spreek - op
zijn minst twee. Den procuratiehouder
van de bank, en een ouden vriend van
me. Vóór ik die heb gesproken, heb ik
geen rust. En als u 't verbiedt, spring ik
mijn bed uit en loop ik zóó naar de
bank. Met den procuratiehouder heb ik
maar tien minuten werk. dus i*ie kan
het eerste komen. Eigenlijk hoef ik hem
maar óén order te geven, de rest kan hij
zelf wel aan, tot ik beter ben. En met
dien ander zal ik 't zoo kort mogelijk
maken een kwartiertje maar 't
moet van de week nog. Anders staat er
Zondagochtend in de krant: patiënt uit
een ziekenhuis ontvlucht en aan de
gevolgen overleden
„Goed," zei de dokter, „die procu
ratiehouder kan morgen komen. Maar
ik houd u aan uw woord niet langer dan
tien minuten! En dan overmorgen nie
mand, en hetovermorgen die andere
meneer een kwartier. Anders staat er
Zaterdag in de krant: patiënt door een
dokter smadelijk uit het ziekenhuis
verjaagd."
Het gesprek met den procuratie
houder ging over de zaken in liet al
gemeen, maar ëén punt werd afzonder
lijk besprokenbouwcrediet Rooding.
Nieuwe gegevens, zei de directeur. Uit
stekende, soliede cliënt, die Rooding.
Dien vorigèn brief maar gauw intrekken.
Op een abuis gooien of zoo.
„En belt u meneer Rooding even op,
als hij den brief ontvangen kan hebben,
en zegt u, dat ik het op prijs zou stellen,
als hij overmorgen even hier kwam."
De procuratiehouder sprak gedienstig
en vertrok buigend. De dokter kwam
toevallig de zaal op, maar behoefde
niemand de deur uit te werken.
En toen Rooding!
„Willem!" kwam hij met uitgestoken
handen naar het bed. „Kerel! Hoe heb je
jezelf zóó kunnen knauwenIs er vóél
stuk bij je?"
„Ik kan je ten minste maar één hand
geven," zei Lantema lachend. „De rest
komt later. Ga zitten!"
„Zeg, wat ben ik blij, dat je 't gemerkt
hebt! Zijn ze niet frisch bij die bank van
jou? Eerst een brief: we doen 't niet
meer, en dan bot er bovenop een vel
vol strijkages: we zijn in de. war geweest.
Hoeveel zit daar nu eigenlijk van jou bij
Ik ben een boon als ik 't snap."
,,'t Is doodeenvoudig," zei Lantema.
„Ik ben niet frisch geweest. Stil nu
even je moet over tien minuten buiten
staan, dus doe me een plezier en laat mij
aan 't woord. Als ik haper, zeg je maar
niets dan kom ik er zóó weer op. Kijk
eens, Willem. Toen we twintig waren,
hadden we ook wel eens iets met elkaar;
dan scholden, we elkaar goed uit, en 't
was over. Je moogt me nu óók uit
schelden."
„Is al gebeurd," zei Rooding. „Ik heb
zelfs gewenscht, dat ik je in drieën
kon breken, maar daar heb je zélf al
voor gezorgd. Of die deur van je auto."
„Zoo schieten we ten minste op,"
hernam Lantema met een weemoedig
lachje. „Met dat, crediet van je is 't in
orde. Als ik beter ben, kunnen we zien, of
't uitgebreid kan worden. En nu wat
anders. Die lap grond."
Rooding zei niets.
„Dien heb ik voor je neus weg-
gesnoept, maar ik wil hem niet houden.
Je kunt hem van me overnemen voor
den prijs, dien ik gegeven heb, en dien
je zelf had geboden. Betaal maar met
een acceptdatum zooals je wilt."
„Maar dat.
„Stil nu, kerel. Als 'I zoo gaat, staan
we toch zuiver? Ik heb een beetje hard
geld willen verdienen maar lang
zaamaan kan 't óók. En nu punt drie.
De jongelui."
„Houd daar in 's hemelsnaam over
op!" riep Rooding uit. „Daar hebben we
't één keer over gehad, en ik heb er nóg
mijn bekomst van."
„We zullen ten minste maar geen
pogingen meer doen, om ze bij elkaar te
brengen, want dan vermoorden ze
elkaar misschien. Dus we houden onze
monden stijf dicht,. Ik wou alleen vra
gen als ze uit eigen beweging bij de
papa's komen, denken we er dan nog net
zoo over als vroeger?"
„Barnum en Bailev," zei Rooding.
„De heer en mevrouw Barnum geboren
Bailev. Ik zal alleen moeten zien, dat
ik een hangslot op mijn mond krijg."
„Ja, dat kon geen kwaad," beaamde
Lantema. „In dit, geval, bedoel ik. De
liefde moeten we maar aan de jongelui
zelf overlaten.... en als er iemand
helpen moet. dan laten we 't de dames
doen.... die zijn sluwer en eerlijker
dan wij."
„De tijd is om, meneer Lantema,"
kwam de zuster zeggen.
„Welnee, zuster," lachte Rooding, „de
goede tijd begint pas! Tot, morgen.
Willem!"
Wie in Rooding's binnenste had
kunnen schouwen, toen die onderweg
was naar huis, had zich verbaasd, dat
een forsche bouwer, met een rood ge
zicht, een boemstem en schoenen maat
46. zoo sentimenteel kon zijn. Ze logen
't toch maar netjes, dat er geen vriend
schap en geen trouw bestond. En dat
alle zaken- en geldlui gauwdieven waren.
Hij had zijn mond voorbijgepraat tegen
Lantema, goed; maar 't bleek nu toch.
dat 't geen fout was geweest; want hij
had echt een vriend voor zich gehad!
Barnum en Bailey gaat nooit verloren.
Zout, Zeep en Zoda gaat nooit verloren
Zulke vrienden als je slaapies in dienst,
die krijg je nooit meer.
Maar één ding had hij geleerd: geen
-huwelijksmakelaar meer. Lantema had
gelijk: daar moest je makelaressen voor
nemen. Met geen zeven paarden kregen
ze nog één woord over Adri uit zijn
mond, als hij Han sprak. Als het mag
neet en ijzer was, kwamen ze heusch wel
naar elkaar toe vliegen vroeg of laat;
en waren ze 't niet, dan begon je met
stijfsel ook niets. Verliefd op elkaar
waren ze, dat praatte geen mensch hem
uit zijn hoofd. Maar hij paste er voor,
wéér zijn vingers te branden. Ze moes
ten hun eigen boontjes maar doppen.
W óüen ze toch
Evenwel toen Rooding aan het stuk
grond dacht, en aan de winst, die hij
daarop hoopte te maken, verschoot hij.
Vriendschap en trouw. Zout, Zeep
en Zoda.'... Lantema, en ik en Van
Stiel.... Dien grond hebben we Van
Stiel afhandig gemaakt, omdat we
wisten, dat 't bouwterrein werd, waar
we straks een tientje den meter voor
konden maken. Wat hij niét wist. En
we hebben niets gezegd. Net gedaan,
of 't, gewoon grasland was en bleef.
We. nee, niet we, ik! Al houdt Lan
tema dien grond, dan nog heb ik Van
Stiel bezwendeld. Mijn vriend afgezet.
Ik heb Lantema uitgescholden, en ik
heb zelf precies zoo'n vuilen streek uit
gehaald. Een boterham heb ik toch
de kaas ontfutsel ik mijn vriend, en ik
laat hém de roggebroodkorsten. Daar
sta ik met mijn grooten mond! Een kerel
van niks ben ik, een stuk ongeluk.
Ik zal tegen Lantema zeggen, dat hij
zijn stuk grond kan houden. Of nee, ik
neem 't, óver, maar ik ga naar Van
Stiel, en ik zeg precies wat voor een
mooi nummer ik ben. Hij kan 't terug-