-12- was veel verloren gegaan bij het grote bom bardement van het stadhuis door de Engelsen. Wat er nog over was aan kostbaarheden waren» 1. een zilveren drinkschaal van 1572 2. een zilveren fles begin 17e eeuw; een bijbehorend zilveren trechtertje; een zilveren deksel van de leren fles, die zich vroeger op het stadhuis bevond (de zogenaamde Willebrordesfles) 5- een zilveren schotel met lampet begin 17e eeuw; 6. zes zilveren kroezen; 7. de zilveren toren van Den Bosch; 8. een vergulde zilveren keten. Maar bij besluit van 23 mei 1881 werden deze kostbaarheden helaas verkocht aan het Rijks museum te Amsterdam en wel voor het bedrag ven f 18.000, Was er in die dagen een oudheidskamer of een museum geweest, misschien waren deze stukken voor Vlissingen dan bewaard gebleven. Maar in 1881 werd aan een oudheidskamer zelfs nog niet gedacht. Pas in 1889 bij het uitgraven van 2 grafstenen op de Grote Markt kwam naar voren het voorstel van ene heer C.A. Kalb-. fleisch om deze kostbare stenen in bruikleen af te staan aan het Zeeuws Genootschap der Wetenschappen in Middelburg teneinde, wanneer Vlissingen eens een verzameling ging aanlegeren, deze stenen weer terug te nemen. Dit vond de gemeenteraad niet nodig, want, zo redeneerde zij toen, in Middelburg waren al voldoende Vlissingse voorwerpen aanwezig. Nu was eigen lijk de mogelijkheid voor een museum voorgoed verkeken. Doch wat gebeurde er buiten de gemeenteraad? Daar dacht men er heel anders over er kwamen stukken in "Den Vlisschingsche Courant" en wel op 22 december I889. In een

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 1982 | | pagina 14