„20~
moeite, om een paard voor de kar te plaatsen.
Hiervoor werd een zogenaamde sleper met paard
ingehuurd. Een sleper was iemand die sen
paard en een kar had en voor derden vracht
vervoerde (een soort van GenG en Loos dus).
Met dat slechte weer werden de sleper en de
bakkersknecht vaak uitgenodigd voor een bakje
koffie of wat snert, soms huis aan huis,
Ook gebeurde het soms wel eens, dat tijdens
het koffiedrinken zomaar plotseling een
broodje uit de kar verdween. Diegene die
achter de kar stonden waren vaak in tijdelijke
dienst van de bakker. De familie van de
bakker ventte ook mee. De heer Speckens, die
hier aanwezig is, heeft zelf ook nog meege-
vent
De mensen die ingehuurd werden, waren vaak
werklui die met hun eigen beroer weinig
verdienden. Ook mensen die geen werk hadden,
kregen soms een wijk toebedeeld, zodat er
tenminste eten voor het gezin gekocht kon
v/orden. De ambachtsmensen, die min of meer
permanent tijdelijk in dienst waren, waren
bijvoorbeeld "gepensioneerd" of kleermaker,
zelfs was er een lijkdienaar bij (dit was
iemand die het overlijden aan een ieder kwam
vertellen en de overledene naar zijn laatste
rustplaats bracht). Vooral deze laatste man
had niet altijd werk. Soms kwam hij echter
niet opdagen bij de bakker, omdat hij eerst
zelf een klant had. Deze man bracht de
mensen hun brood, maar bracht ze later ook
naar hun laatste rustplaats.
In de 2e wereldoorlog zijn de broodkarren
gebruikt om water te halen voor de bakker.