-14- overleefde deze ramp. De schipper van de Mercurius, die op ruime afstand alles zag gebeuren, kon door de noordoosterstorm ook de 'TVliegend Hart niet bereiken. Later, toen hij terug in Middelburg was, vertelde hij tijdens een hoorzitting op 14 april 1735 aan de bewindhebber van de Kamer van Zeeland, dat hij de masten nog boven de zee uit heeft zien steken en dat de opvarenden in de masten waren geklommen om te proberen de ramp te overleven, echter helaas tevergeefs. Door deze hoorzitting van 14 april 1735, die genotuleerd is, weten we nu het verloop van de ramp. Het gebeurde heel zelden dat een schip zó kort na het vertrek verging. Om nog iets van ue lading te redden lieten de bestuurders van de Kamer van Zeeland van de Verenigde Gostindisehe Compagnie de plaats van de ramp precies intekenen door een van de beste kaar- tentekenaars van die tijd, in dienst van de O.I.C., Abraham Anias. Deze kaart werd bedoeld om bergers de mogelijkheid te geven nog iets van het verlorene te bergen. In 1736 deed de Engelsman William Evans pogingen om voorwerpen te bergen. Het lukte hem enkele goederen boven water te halen, zoals 243 flessen witte wijn en 97 flessen rode wijn, lood, koper, ijzer, etc. Het schip bleek echter te diep te liggen om veel goederen weer te bergen. De duikers uit die tijd beschikten niet over de middelen om op grote diepte lang onder water te blijven. William Evans gebruikte hiervoor een soort ton met een venstertje en twee gaten voor de armen. De ruimte tussen de armen en de ton werd zo goed als mogelijk waterdicht gemaakt. Men liet dan deze ton aan een touw naar beneden, om het vijf minuten later weer op te halen en de

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 1982 | | pagina 26