-6-
De elektrische kachels konden dit niet
garanderen èn de elektriciteit wérd steeds
duurder. In 1980 kon na lange voorbereidin
gen een c.v.-installatie in het gebouw aan
gebracht worden. Hiervoor staan in de kelder
de al eerder genoemde twee gasgestookte
keteltjes. De verbrandingsgassen verlaten
direkt via een korte buis het gebouw. Van
de schoorstenen kon men immers geen gebruik
meer maken. Het voordeel van de dubbele
ketels is dat» als er een uitvalt, de andere
het opvangt. Het kan daardoor niet onmiddel
lijk koud worden, wat heel slecht zou zijn
voor de kollektie. De radiatoren zijn allen
voorzien van thermostaatknoppen, zodat e?ke
ruimte afzonderlijk geregeld kan worden»
Zo is de zolder minder warm dan de kantoor
ruimte. De tentoonstellingsruimten proberen
we op 18 Gelcius te houden. Boven deze
temperatuur gaan de insekten het prettig
vinden en voor de bezoeker, die meestal zijn
jas aanhoudt» is 18° ook een prettige tempe
ratuur. De bezuiniging» die hierdoor ontstaat
is leuk meegenomen. Wel blijft het van belang
de temperatuur steeds te kontroleren en te
kijken of de kachels niet zijn afgeslagen,
maar dat hoort ook bij het museumwerk.
Kleine problemen met de installatie worden
door het personeel zelf verholpen, de kennis
daarvoor is tijdens de aanleg: opgestoken.
Tot slot moet ik nog de bronnen van deze
"reportage" vermelden? dat is naast de
jaarverslagen, vooral de heer Geense geweest.
W. Weber