-23- WEERSPIEGELING 't Licht verflauwt tot purper aan de kimmen; Pinken teeknen donkerzwart zich af: De ankertouwen, witgebleekt en straf Leiden her en der, naar plassen, zwimmen. Lichtjes ziet in 't want men weldra glimmen; 't Zijn lantaarns, die de schipper gaf, En, weerpsiegeld in de weeke draf, Uitgerekt tot lange, bleeke schimmen. Meisjes zitten schomlend op de touwen... Jongens, die de meisjes gadeslaan, Jeugd en grijsheid, kindren, mannen, vrouwen. Alles ziet weerpsiegeld men er staan; En men zou het spel voor ernstig houën, Bracht de deining geen verandering aan. J. Winkler Prins (1849-1907) Overgenomen uit: "De liefde tot zijn land is ieder aange boren".

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 1984 | | pagina 25