-26-
Uiteraard diende daar wel een "deugdzaam en godsvruchtig"
leven tegenover te staan. Een belangrijke bron van in
komsten voor het huis waren de zogenaamde "proveniers".
Heestal dames van "goeden huize" die tegen betaling
uit hun vermogen een kamer, op de verdieping, huurden
en gehele of gedeeltelijke verzorging genoten. Deze
proveniers hadden dan ook ongelooflijk veel kapsones,
in tegenstelling tot de overige bewoners die een uiterst
sober bestaan leidden. 2e kregen 2 x per dag een eenvou
dige maaltijd, moesten zich nog zoveel mogelijk nuttig
maken met handenarbeid, kregen kleren van het huis en
mochten zo goed als geen persoonlijke bezittingen houden.
Echtparen werden gescheiden er. apart op grote mannen-
en vrouwenzalen ondergebracht. Het gesticht werd geleid
door een binnenvader en binnenmoedereen soort beheer
dersechtpaar, Elke week kwamen de Regenten bijeen, in
de Regentenkamer op de begane grond, direkfc rechts
naast de ingang, om zich over de financiën te bekommeren.
Pas na de Eerste Wereldoorlog werd de situatie wat
humaner en werd het gesticht meer een bejaardentehuis.
Al vrij kort na de aankoop, in 1828, werd het alweer
te klein. Men besloot het pakhuis van burgemeester
Rocholl, dat op het achterterrein stond, aan te kopen
en in te richten als mannenafdeling. Dit gebouw is in
1944 verwoest. Burgemeester Rocholl was overigens
burgemeester van Vlissingen tijdens de Fransël overheer
sing. Verder stonden op het achterterrein nog enkele
provenierswoningen, zeg maar êenkamer-wooneenheden
Deze zijn eveneens in de oorlog verwoest op een klein
restant na, het kleine gebouwtje naast het hek aan
de Breewsterstraat. Hierin bevond zich het "Ooodenhok".
In 1851 werd de oorspronkelijke bebwouwing op de hoek
Hellebardierstraat/Breewaterstraat afgebroken en ver
vangen door een voor die tijd modern gebouw met hoofd-