17
In vroeger eeuwen waren ook in
Vlissingen de meeste huizen van
hout en voorzien van rieten daken.
De maatregel dat huizen niet
tegen elkaar aan mochten worden
gebouwd, toont aan dat de mens
zich meer en meer bewust werd van
het gevaar van brand. Met vallen
en opstaan overigens, want door
dat (een deel van) de bevolking
de aldus ontstane brandgangen
verkeerd gebruikte en op die
plekken afval deponeerde in
plaats van de gangen zorgvuldig
schoon te houden, kon tussen de
woningen toch nog brand ontstaan.
De mens leerde hier streng op toe
te zien. In den lande waren soms
hele steden afgebrand, omdat men
verzuimd had de huizenrijen te on
derbreken met gangen.
De Baljuw en Burgemeesters van
Vlissingen verordonneerden dat er
's nachts wacht werd gelopen, het
begin van een soort brandwacht
dus. De wacht diende bij tekenen
Brandweer
wagen jaren
dertig
van onraad onmiddellijk alarm te
slaan. Bij brand moest de bewoner
van een pand waar brand uitbrak
luidkeels op straat roepen:
"Brand, brand!" Deed men dat niet
dan volgde een boete van 25,-
Bij blussingswerkzaamheden waren
alle slepers, timmerlieden, bier
dragers, arbeiders, metselaars,
lantarenopstekers, grafdelvers,
turfmeesters en gemeentewerklie
den, alsmede de klokkeluider en
de kerkbewaarders verplicht de
helpende hand te bieden. De bur
gerwacht had tot taak nieuwsgie
rigen op veilige afstand te hou
den. Alle overige burgers moesten
behulpzaam zijn door hun tobben,
emmers, bekkens, kuipen, enz. be
schikbaar te stellen en 's nachts
een verlichte lantaren voor de
deur te hangen.
In 1587 worden de schutterij, de
ambachten en de gilden verplicht
de stad van brandemmers te voor
zien. Het ging om zo'n vijftig