MUSEA EN BEZUINIGINGEN
BEZUINIGINGEN
8
V. NACHBAHR
"Mevrouw de VoorzitterHet is al eerder gezegd: het gaat goed met
het Nederlandse museumbestelDit blijkt alleen al uit de cijfers. In
vijftien jaar verdubbelde het aantal musea van ongeveer 300 tot ruim
600. Het publiek nam ook toe, van ongeveer 7 miljoen in 1969 tot ruim
15 miljoen in 1985. De musea hebben er blijk van gegeven, mede door
hun gevarieerde collectiesaan te slaan bij het publiek en te kunnen
inhaken op tal van maatschappelijke ontwikkelingen.
De overweldigende belangstelling voor de grote tentoonstellingen in
de afgelopen jaren is een illustratie van de sterk toegenomen aan
dacht voor deze specifieke cultuuruitingDie aandacht komt ook naar
voren in de groei en inbreng van de "verenigingen van vrienden"De
bezuinigingen worden met creatief en persoonlijk engagement van de mu
seummedewerkers opgevangenSteeds duidelijker komt ook het economisch
belang van de musea naar voren. De genoemde cijfers impliceren dit al.
Recente onderzoeken bevestigen dit. Een beter tijdstip om een Nota Mu
seumbeleid te presenteren had de minister dan ook niet kunnen kiezen.
De levendige belangstelling voor deze nota, zowel in museale kringen
als daarbuiten, bevestigen dat".
(Kamerlid Van Heemskerck Pillis-Duvekot bij de behandeling van de Nota
MuseumbeleidVaste Tweede Kamer Commissie voor Welzijn en Cultuur,
UCV 35, 9 december 1985).
Over nut en noodzaak van een
Nationaal Foto-Instituut zijn de
partijen in dit land, de minister
incluis,het wel eens. Een profes
sioneel opgebouwd fotoarchief is
immers de basis voor het bijeen
brengen, beheren, toegankelijk ma
ken en uitbouwen van her en der
aanwezige verzamelingen.
Huisvesting en vakmanschap krijg
je niet op een koopje. Daar is
geld voor nodig. De budgettaire
ruimte is echter niet onbeperkt.
Hoe bereik je een herschikking
van middelen op de rijksbegroting?
Door te pleiten voor een herover
weging van aangegane verplichtin
gen en het opnieuw vaststellen
van prioriteiten. Cultuurpolitiek
is nu eenmaal geen korte - baan -
werk. Het doet dan ook merkwaar
dig aan te constateren dat de
hele discussie over het opzetten
van een instituut met een lande
lijke reikwijdte vertrekt van en
eindigt op een dood punt.Noem het
een tredmolen-effect. De onbuig
zaamheid van de gesloten cirkel.
Vrij vertaald komt het betoog van
de minister op het volgende neer.
Waar geen geld is, komt geen cen
traal instituut; waar geen cen
traal instituut is, kan niet aan
een foto-archief worden gewerkt;
waar geen foto-archief is, gaan
kostbare verzamelingen verloren
(door verwaarlozing of door aan
koop vanuit het buitenland) en
waar verzamelingen verdwijnen...
verdwijnt de noodzaak van een na
tionaal foto-archief! Enzovoort.