DE KONINKLIJKE MARINE EN HAAR
RELATIE MET VLISSINGEN (3)
22
J. VAN DE WATER
Om de belangrijkheid van de werf
te Vlissingen op waarde te kun
nen schatten zullen we eens kijken
naar de personeelsbezetting van
de diverse Rijkswerven in 1861.
Amsterdam: 1019; Vlissingen: 927
(op een inwoneraantal van 10.000)
Willemsoord: 365; Hellevoetsluis
372. Een groot voorvechter voor
het behoud van een werf te Vlis
singen trad naar voren, B.J.Tide-
man,hoofd-ingenieur bij de Marine,
lid van de gemeenteraad van Vlis
singen van 1864-1867Hij was over
tuigd van de uiteindelijke bloei
van Vlissingen i.v.m. de gunstige,
ligging als zeehaven, op dat mo
ment de enige zeehaven in Neder
land geschikt voor grote zeesche
pen. Hij was ook van mening dat
opheffing van de werf zou beteke
nen dat geen grote zeeschepen
meer gebouwd zouden kunnen worden
te Nederland.
Op 11 september 1865 richtte hij
zich met een request tot de Ko
ning met het verzoek om het Mari
ne etablissement te Vlissingen in
gebruik aan hem af te staan,waar
bij hij zich van zijn kant ver
plichtte tot het vestigen van een
grote fabriek tot het bouwen,uit
rusten en repareren van voorname
lijk ijzeren schepen van alle soor
ten en grootte, het vervaardigen
en herstellen van stoom- en ande
re werktuigen enz. De regering
zou garant moeten staan voor een
lening van 7 miljoen gulden a 4,5
renteaflosbaar binnen 20 jaar.
De Minister van Binnenlandse Za
ken Thorbecke was het niet eens
met de stelling dat een en ander
van zeer groot belang was voor de
economie van Nederland en het re
quest werd afgewezen.In 1868 werd
de Rijkswerf evenals de Directie
der Marine opgeheven. Op dit mo
ment kwam er dus een einde aan
een periode van eeuwen waarin
Zeeland, en met name Vlissingen,
een belangrijke plaats hadden in
genomen in de organisatie der
Zeemacht.
De minister stelde de inwoners
van Zeeland en Vlissingen echter
enigszins gerust door te verkla
ren: "Er zal steeds een station
moeten blijven voor een deel van
onze zeemacht met een wachtschip,
waaruit voortvloeit dat aldaar
tenminste één magazijn zal behoren
te worden aangehouden." Diverse
firma's en personen trachtten de
vrijkomende grond te kopen of in
erfpacht te verkrijgen zoals b.v.
de KNSM, als uitgangshaven voor
een geregelde stoomvaart op Ame
rika en Nederlands Oost-Indië.
Een beslissing over dit onderwerp
werd echter steeds weer uitge
steld totdat op 8 september 1873
Koning Willem III Vlissingen be
zocht t.g.v. de opening van spoor
weg- en havenwerken en hij hierbij
Tideman ontmoette. Hij vroeg deze
(zich vermoedelijk diens request
uit 1865 herinnerend) of hij kans
zou zien een grote fabriek van
scheepsbouw te stichten op het
terrein van de voormalige Rijks
werf. Tideman kon als landsambte-