13
Het vergaan
van het VOC-
schip de
"Woestduyn"
Gravure 1779.
Collectie
Gemeente
archief
Vlissingen
dingsaktie overgehoudende onder-
equipagemeester van de Compagnie
had na het veilig binnen brengen
van de eerste groep van 71 dren
kelingen, Naerebout's schuit on
derzocht op eventueel meegesmok
kelde lading. Loodsen en vissers
traden weliswaar ook als bergers
op, maar gezien de omstandigheden
was de verdenking misplaatst en
achteraf gezien is het haast on
begrijpelijk dat dergelijke scheeps
rampen zich niet veel vaker voor
deden.Nederland lag immers achter
een rij verraderlijke zandbanken,
en de ligging hiervan veranderde
door toedoen van zee- en getijde-
stromingen voortdurend. In oor
logstijd was daardoor de kust op
natuurlijke en doeltreffende wijze
beschermd. Dat de Engelsen dat in
1795 goed beseften, bleek uit een
poging tot omkoping van Frans
Naerebout. Naerebout, sinds 1784
als loods in dienst van de VOC,
was ongelukkigerwijs in Engelse
handen geraakt. Een verleidelijk
aanbod om voor 200 pond sterling
een Britse schout-bij-nacht te hel
pen bij het kruisen voor de Zeeuw
se en Hollandse kust sloeg hij af.
Bij het naderen van het vaderland
hadden de diep liggende Oostindië-
vaarders, na tal van ontberingen
doorstaan te hebben, het gevaar
lijkste stuk eigenlijk nog voor
zich.Even gevaarlijk als de banken
voor de kust, waren de ondiepten
in de zeegaten. Om de rede van
Vlissingen te bereiken, moesten
de schepen op tijd de Deurloo zien
te vinden. Deze vaargeul was om
geven door zandbanken, zoals de
Noorderrassen waar de Woestduyn
op vastliep.De vaargeul werd aan
gegeven door een serie boeien.
Daar kon de schipper of loods
niet altijd op rekenen: door zware
ijsgang in de winter of bij hevige
stormen sloegen de houten tonnen
van hun stenen verankeringIn een
publikatie van 12 februari 1759
probeerden de Staten van Zeeland
een eind te maken aan het onver
antwoordelijke gedrag van schip
pers die zulke losgeslagen, of
erger nog, door henzelf losgeva
ren tonnen niet teruggaven aan de