NAEREBOUT 14 bakenaars, maar lieten drijven of zelfs ontvreemdden. Dit alles"tot merkelyk gevaar, van Schip, Goedt en het leven van de Schippers, en Passagiers, de Zeeuwsche Stroomen frequenteerende Behalve de tonnen in het water en staken aan de wal om de vaargeu len aan te geven, waren er langs de kust bakens opgericht. Tesamen met bestaande landmerken als kerk torens, typisch gevormde duinen of, zoals bij Vlissingende toren in de witte muur', dienden zij als hulpmiddel bij de navigatie. Deze herkenningstekens werden van oudsher afgebeeld op kustprofie- len en opgenomen in zeemansgidsen. Een beroemd voorbeeld is de Nieu we Groote Ligtende Zee-fakkel van Johannes van Keulen, voor het eerst uitgegeven in 1681 en daar na vele malen herdrukt en bijge werkt. In de Zee-fakkel waren ook paskaarten opgenomen. Zeelui be schikten over losse, op perkament gedrukte exemplaren. Hierin waren alle belangrijke gegevens verwerkt: ondiepten, boeien, bakens, andere herkenningspunten, en natuurlijk ook de voor de nadering van de kust zo belangrijke vuurbakens en vuurtorens. Aanvankelijk brandden de vuren al leen in het winterseizoenvan ok tober tot april, maar om veilig heidsredenen werd het stooksei- zoen steeds langer; in de tweede helft van de 18e eeuw werden de buitenvuren het hele jaar door bij het intreden van de duisternis ontstoken.De oude vuren waren ei genlijk tamelijk primitieve kolen vuren die, zoals uit gegevens van 1762 blijkt, tussen de 100 en 200 ton Schotse steenkool gebruikten. Daarnaast waren er ook lichten die op olie brandden. Deze lampen hadden de toekomstdankzij de ver nuftige toepassingen van natuur kundig onderzoek aan het eind van de 18e eeuw. De parabolische re flector van Lavoisier, en de door Argand - eveneens Fransman - ont wikkelde olielamp verbeterde de kwaliteit van de vuurtorens aan zienlijk. Al deze hulpmiddelen waren bij het navigeren onontbeerlijk, maar het was natuurlijk zaak er ook voor te zorgen dat deze investeringen goed werden gebruiktBinnenlopen de vrachtschepen boven een bepaal de diepgang waren verplicht een loods aan boord te nemen. In 1615 en 1617 kregen de twee loodsorga- nisaties die in de zeegaten van Texel en Vlieland en in de mon ding van de Maas werkzaam waren nauw omschreven reglementen. Van de Zeeuwse loodsorganisaties is niet veel bekend, maar aan te ne men valt dat die op hoofdpunten overeenkwamen met die van Holland. De loodsen moesten ruime ervaring hebben in hun toekomstig werkter rein voor ze toegelaten werden tot het examen. Er was ook een minimumleeftijd van vijfentwintig jaar. De loodsen waren verplicht regelmatig te peilen, en hiervan te rapporteren. Zo konden ver plaatsingen van de banken op nieuwe kaarten worden aangetekend. Aangezien schepen loodsgeld be taalden naar diepgang en lading, kwam het wel voor dat de loodsbo ten kleine schepen voorbij voeren op jacht naar een grotere 'prijs'. Dat was ten strengste verboden, en om dat tegen te gaan voeren de loodsboten een vlag met nummer: gepasseerde schippers konden zo weten over wie zij zich moesten beklagen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 1987 | | pagina 15